e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begonia (begonia rex) begonia: bəjōnija (Hamont) begonia III-2-1
begrafenis begrafenis: bəgraffənis (Hamont), bəgràffənis (Hamont) begrafenis; een schoone - [ZND 32 (1939)] III-2-2
begrip, besef begrip: bəgrep (Hamont), belul: belul (Hamont), cf. Schuermans s.v. "belul"; waarsch. is benul ontstaan uit het oudere belul: cf. WNT s.v. "benul  bəlul (Hamont), benul: waarsch. is benul ontstaan uit het oudere belul: cf. WNT s.v. "benul  bənul (Hamont), bezei: (er staat als trefwoord "bezaai")  bəzééi-j (Hamont) begrip; langzaam van begrip || benul || benul, besef || benul, besef, begrip || overleg, verstand, wijsheid III-1-4
beide beenderen van de onderkaak kaak(s)been: kāǝksbīǝn (Hamont), scharen: sxērǝn (Hamont) De scha(a)r(en) of het geschaar vormen de beide takken van de onderkaak van een paard en de uitwendige holte in het achterste gedeelte daarvan. Zie afbeelding 2.11. [JG 1a, 1b; N 8, 30] I-9
beieren beieren: beieren (Hamont) Beieren. [Willems (1885)] III-3-2
beitel beitel: bęjtǝl (Hamont) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] II-12
bek bek: bek (Hamont), muil: moĕl (Hamont), mul (Hamont) bek [Willems (1885)] || muil [Willems (1885)] III-4-2
bek van de schaar puntschaar (van het strijkbord): pø.ntsxǭǝr (Hamont) Met de bek van een ploegschaar wordt de punt, het spits toelopende voorste deel bedoeld. De schaar is zodanig aangebracht, dat de bek op of vlak voor de spits van de ploegzool staat. Voor wat de termen neus, naas, snuit en spits betreft, zie men ook wat daarover in het lemma ploeghoofd wordt opgemerkt. [N 11, 31.I.b + 33b + 38 add.; N 11A, 85c + 87a + 88a + 89a add; monogr.] I-1
bekeuren proces maken: perces maken (Hamont), prəseͅs mākən (Hamont) beboeten [ZND 36 (1941)] III-3-1
bekostigen? bekostigen: ps. omgespeld volgens Frings.  bəkø͂ͅstəgən (Hamont) Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)] III-3-1