e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L159a plaats=Middelaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterwortelen rode wortelen: roi̯ǝ wǫrtǝlǝ (Middelaar), winterwortelen: wēntǝrwǫrtǝlǝ (Middelaar) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wipneus wipneus: wipneus (Middelaar) neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)] III-1-1
wisselen van tanden breken: brē̜kǝ (Middelaar), brɛi̯kǝ (Middelaar) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: ’t wèèr stöt te luusteren (Middelaar) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
witte kaas, wrongel fluitekaas: fluitekeis (Middelaar) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte kool wit moes: wit moes (Middelaar), witte kappes: witte kappus (Middelaar) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart ploegdrijver: ploegdriever (Middelaar), ploegdriver (Middelaar) kwikstaart [N P (1966)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
wittebrood weg: weg (Middelaar) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] III-2-3
woest, onachtzaam lopen bessemen: besseme (Middelaar) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wolfsdak gelijks dak: gǝlīks˱ dak (Middelaar) Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.] II-9