e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

Gevonden: 1646
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog weer droog: drûûch (Meterik) droog [RND] III-4-4
druilerig en koud weer nat (weer): enne nāte zomer (Meterik, ... ), naat (Meterik) nat [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druipen: drūpe (Meterik), heej droop van den rêgen (Meterik, ... ), heej druupt van den rêgen (Meterik), heej drūūpt van den rêgen (Meterik) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: drōēventros (Meterik) druiventros [SGV (1914)] I-7
dubbele ring dobbelring: dobǝlrēŋk (Meterik) Ring opgebouwd op een basis van twee scheerturven en twee kopturven tot 16 turven dik hoog. Dit doet men, als de turf tegen de winter nog niet goed gedroogd is. [II, 83b] II-4
duif (alg.) duif: dooͅeoͅf (Meterik) Duif [SGV (1914)] III-3-2
duif, algemeen duif: dōēf (Meterik) Duif [SGV (1914)] III-4-1
duits duits: Duitsch (Meterik) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duivenhok duivenslag: dōēveslaag (Meterik), dūvǝslāx (Meterik) (duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duif: dōēf (Meterik) wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1