e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292a plaats=Maxet

Overzicht

Gevonden: 716
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraag waterbord: waterbord (Maxet) Cirkelvormig bord om de hals of baan van de as heen. Zie ook afb. 46. [N O, 10o] II-3
kraanarm schroefbalk: šrūf˱balǝk (Maxet) De horizontale balk van de steenkraan. Zie ook afb. 86. [N O, 20c] II-3
kraanboom galgbalk: galǝx˱balǝk (Maxet) De rechtopstaande balk van de steenkraan. Zie ook afb. 86. [N O, 20b] II-3
krampig krampig: krɛmpex (Maxet) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kreupel zijn (het is/staat) kreupel: krø̜̄pǝl (Maxet), kreupel paard: krø̜̄pǝl pē̜rt (Maxet) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
krimpende wind krimpende wind: krympǝndjǝ wentj (Maxet) [N O, 9f] II-3
kropgat kropgat: krǫp˲gāt (Maxet) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruias, kruirad kruirad: kryjrāt (Maxet) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruien achterin kruien: axtǝren krøjǝ (Maxet), kruien: krøjǝ (Maxet), voorin kruien: vø̄ren krøjǝ (Maxet) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] II-3
kruiketting, kruitouw kruiketting: kryjkęteŋ (Maxet), stormketting: stǫrǝmkęteŋ (Maxet) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3