e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q097p plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wielband karreep: karręjp (Ulestraten), reep: re̜jp (Ulestraten), re̜ǝp (Ulestraten) De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.] II-11
wielewaal gouden merel: gouwe merel (Ulestraten) Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] III-4-1
wig span: špan (Ulestraten  [(na regen: werd praktisch nooit gebruikt)]  ) Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.] II-9
wijdbeens lopen lopen of men de kipaars heeft: loupe of m`r de kipbaarsj haet (Ulestraten), met de benen uitereen lopen: met de bein outerein loupe (Ulestraten) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2
wijn wijn: wien (Ulestraten) wijn [SGV (1914)] III-2-3
wijnazijn wijnazijn: wienazien (Ulestraten) wijnazijn [SGV (1914)] III-2-3
wijnstok, wingerd wijndruivenstruik: wiendroevesjtroek (Ulestraten), wiendròevesjtroek (Ulestraten) [SGV (1914)]wingerd [SGV (1914)] I-7
wijsvinger wijsvinger: wiesvinger (Ulestraten, ... ) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wijwatervat wijwatersbak: wiewatersbak (Ulestraten) De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)] III-3-3
wijzerplaat van het torenuurwerk wijzerplaat: wiezerplaat (Ulestraten) De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)] III-3-3