e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wannen met de wanmolen wannen: [wannen] (Noorbeek) Het werken met de wanmolen. Zie voor de fonetische documentatie van [wannen] het lemma ''wannen met de wan'' (6.3.1) en zie ook de toelichting bij dat lemma. [N 14, 39; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
wapen wapen: waope (Noorbeek) een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)] III-3-1
wapenschild schild: sjeeld (Noorbeek) een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)] III-3-1
warbouw wildbouw: weltbōw (Noorbeek) Onregelmatige bouw van de raten. Men spreekt van warbouw als er van een evenwijdig verloop der raten geen sprake meer is. Door de invoer van de kunstraat zijn de raten strikt rechthoekig. Kunstraat heeft dan ook als functie warbouw te voorkomen. [N 63, 17c; N 63, 17a; N 63, 17d] II-6
warm weerx warm (weer): werrem (Noorbeek), wērem (Noorbeek) warm [DC 44 (1969)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)] III-4-4
warm zetten warm zetten: wɛrǝm zętǝ (Noorbeek) Een te klein of zwak volk op een plaats zetten waar een sterk volk heeft gestaan. Men wil hierdoor afvliegende bijen van andere korven opvangen en het te zwakke volk weer sterk maken. [N 63, 94b] II-6
warmlopen verbranden: vǝrbrɛnǝ (Noorbeek) Bijensterfte als gevolg van koolzuurvergiftiging. Tijdens het transport zitten de bijen opgesloten in korf of kast. Deze opsluiting en het schokken tijdens het rijden worden door de bijen als onaangenaam ervaren. Hun energie kunnen ze dan opkroppen en deze energie wordt omgezet in warmte. Kan deze niet weg, dan stijgt de temperatuur in de woning boven de normale. Men zegt dan: "de bijen lopen warm". Hierdoor kunnen de raten hun sterkte verliezen en kan het gebeuren dat men bij aankomst gesmolten was, dode bijen, dood broed en vervuilde honing op de bodemplank vindt. De imker moet ervoor zorgen dat er tijdens het reizen genoeg verse lucht in korf of kast kan komen. [N 63, 106] II-6
was was: wās (Noorbeek) Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.] II-6
wasbord bred: bret (Noorbeek), wasbred: wés bred (Noorbeek) de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)] III-2-1
wasgoed was: wesch (Noorbeek), wasgoed: weschgood (Noorbeek), zuivere was: zuuver wésch (Noorbeek) Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] || wasgoed [DC 35 (1963)] III-2-1