e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
appeltaart appelvladem: Syst. Veldeke  appelvlaam (Bocholtz) Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaartje toeslagje: Syst. Veldeke  tsowsjléésje (Bocholtz) Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
aren lezen zomeren: zȳmǝrǝ (Bocholtz) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Bocholtz) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armvol armvol: elver (Bocholtz), ɛlvǝr (Bocholtz) armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4
asblok asblok: ās˱blǫk (Bocholtz), ās˱blǫk (Bocholtz) Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] || Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-1, I-13
askruisje assekruisje: aessekrutsje (Bocholtz) Het Askruisje [assekrüske, esjekruuts]. [N 96C (1989)] III-3-3
aswoensdag assergoensdag: aesjergoonsdeg (Bocholtz) Aswoensdag, de eerste dag van de grote vasten [ésjermitwoch, aesjergoonsdiech, esjelegoonsdich]. [N 96C (1989)] III-3-3
autoped roller: roller (Bocholtz) Step. III-3-2
avondgebed avondgebed: aovendgebed (Bocholtz) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3