23015 |
aantikken bij het krijgertje spelen |
aanmaken:
Z(h)öbbe mich bè twie.ën ter ao.(ën)gemao.kt: twee spelers hebben mij aangetikt.
ao.(ën)mao.ke (Q001p Zonhoven),
aantikken:
aantikke (L331p Swalmen),
deraanmaken:
traanmake (L317p Bocholt),
schatten:
Afl. sub *sjat: van Fr. chasser > *sjatse > *sjatte.
sjatte (Q001p Zonhoven),
Fr. chasser > sjatse > sjatte.
šatə (Q001p Zonhoven),
tetsen:
tetsje (L423p Stokkem),
tokken:
toeke (L210p Venray)
|
*Sjatte, het tikken bij het *tuisen (tikkertje spelen). || 2. Aantikken bij een spel. || Aanmaken: *3. Aantikken bij het krijgertje spelen. || Aantikken (bij het spel). || Aantikken bij spel. || Sjatten: Eraanmaken bij het tuisen I [bep. spel: achter iem. lopen om het eraan te maken; men raakt hem aan en vervolgens moet hij vangen]. || Tikken (spelend slaan).
III-3-2
|