33199 |
aardappelziekten |
aardappelenkrankheid:
ɛrpǝlǝkrankhęi̯t (L328p Heel, ...
L292a Maxet,
L329p Roermond,
L386p Vlodrop),
aardappelenkrankte:
ē.rpǝlǝkrɛŋdǝ (L423p Stokkem),
aardappelenplaag:
ērpǝlǝplǭx (L372p Maaseik, ...
Q009p Maasmechelen),
aardappelenroest:
ɛrpǝlǝrǫs (L292a Maxet),
aardappelenziekte:
ē.rpǝlǝzēktǝ (L423p Stokkem),
aardappelkrankte:
ērapǝlkrɛŋdǝ (Q100p Houthem, ...
Q095p Maastricht,
Q101p Valkenburg),
ɛrpǝl krɛŋdǝ (Q098p Schimmert),
aardappelmoe:
ērdapǝlmø̄x (Q101p Valkenburg),
aardappelmoeheid:
ɛrpǝlmuhęi̯t (L328p Heel),
aardappelskrankheid:
ērpǝlskrānkhęi̯t (Q204a Mechelen),
aardappelziekte:
je.tapǝlzegdǝ (Q077p Hoeselt),
jɛrpǝlzyktǝ (Q178p Val-Meer),
ɛrpǝlzikdjǝ (L288p Nederweert),
ɛrpǝlziktǝ (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L314p Overpelt,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
beroest:
bǝrǫstj (L374p Thorn),
blaarzwart:
blaarzwart (L355a Linde),
bladkrul:
blātkrø̜l (L434p Limbricht),
bladrol:
bladrol (L324p Baexem, ...
Q033p Oirsbeek),
bladziekte:
bladzegdǝ (Q002p Hasselt),
broetelen:
broetelen (L292a Maxet
[(schurft vanwege de kalkgrond)]
),
de aardappelen zijn krank:
dǝ ɛrpǝlǝ zēn krank (L322a Nunhem),
droogrot:
dryǝgrǫt (L291p Helden),
drø̄ǝxrǫt (L322a Nunhem, ...
Q014p Urmond),
droogwrat:
drø̜xvrǫt (P222p Opheers),
fytoftora:
fitǫftora (L324p Baexem),
fitǫftǝra (L295p Baarlo, ...
Q033p Oirsbeek,
L378p Stevensweert,
Q097p Ulestraten,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
tǫkǫfstra (L295p Baarlo),
vitǫfskǝ (Q113p Heerlen),
gepeerd:
gepeerd (L291p Helden),
geringde (knol):
geringde (knol) (L292a Maxet, ...
L270p Tegelen),
geroefd:
geroefd (L291p Helden),
geruigd:
gǝrȳxt (L270p Tegelen),
gewormde (aardappel):
gǝwǫrmdjǝ (L292a Maxet),
het kwaad:
t kwǭt (L289a Hushoven),
het rot:
t rǫt (L332p Maasniel),
het ruig:
t rȳx (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
het vuil:
t vul (L291p Helden),
het zwart:
t swɛrt (K278p Lommel),
kankert:
kankert (Q284p Eupen),
kankerziekte:
kaŋkǝrzigdǝ (P048p Halen),
kralziekte:
kralzēkdjǝ (L324p Baexem
[(kleine gezwellen)]
),
krankheid:
krankhęi̯t (L371a Geistingen),
krankte:
krɛŋdǝ (Q009p Maasmechelen, ...
Q192p Margraten,
Q020p Sittard,
Q097p Ulestraten,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
krol:
kro.l (Q009p Maasmechelen, ...
L290p Panningen),
krolǝ (L291p Helden, ...
L387p Posterholt,
L331p Swalmen),
krǭl (L282p Achel, ...
L286p Hamont,
L314p Overpelt,
L318b Tungelroy),
krolziekte:
kralziktǝ (L246p Horst),
krǫlzegdǝ (Q002p Hasselt),
krǫlzektǝ (L317p Bocholt, ...
Q156p Borgloon,
L413p Helchteren,
K359p Koersel,
L355a Linde,
L420p Rotem,
P107a Rummen),
krǫlziktjǝ (L288p Nederweert),
krǫlziktǝ (L282p Achel, ...
K358p Beringen,
K318p Berverlo,
L331b Boukoul,
P048p Halen,
K316p Heppen,
P188p Hoepertingen,
L211p Leunen,
K278p Lommel,
Q204a Mechelen,
P176a Melveren,
K357p Paal,
L331p Swalmen,
L268p Velden),
krǫlzēkdjǝ (L322p Haelen, ...
L318b Tungelroy),
krǫlzēktǝ (L360p Bree, ...
L366p Gruitrode,
Q039p Hoensbroek,
Q015a Meers),
krul:
krøl (L425p Grevenbicht / Papenhoven, ...
L383p Melick,
L294p Neer,
L288a Ospel,
Q112z Ten Esschen),
krø̜l (L429a Berg, ...
L426p Buchten,
Q019a Neerbeek,
Q032a Puth,
Q099q Rothem,
L268p Velden,
L271p Venlo),
krǫl (Q211p Bocholtz, ...
Q071p Diepenbeek,
Q004p Gelieren Bret,
Q002p Hasselt,
L328p Heel,
Q112a Heerlerheide,
L369p Kinrooi,
L422p Lanklaar,
K278p Lommel,
L209p Merselo,
L321p Neeritter,
L312p Neerpelt,
L416p Opglabbeek,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
Q117a Waubach,
L289p Weert,
Q001p Zonhoven),
krulkrankheid:
krø̜lkrankhęi̯t (L377p Maasbracht),
krulkrankte:
krø̜lkrɛŋdǝ (Q193p Gronsveld, ...
Q100p Houthem),
krulziekte:
krølziktǝ (Q002b Kiewit, ...
Q088p Lanaken),
krølzēktǝ (Q193p Gronsveld),
krø̜lziktǝ (L159a Middelaar, ...
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L432p Susteren),
kwade locht:
ku lǫx (Q187p Sint Pieter),
kǫi̯ lǫx (Q072p Beverst
[(soort schimmelziekte Vroeger de algemene naam)]
, ...
Q162p Tongeren,
Q097p Ulestraten),
loofziekte:
luǝfziktǝ (P176a Melveren),
meeldauw:
meeldauw (L425p Grevenbicht / Papenhoven),
męi̯ldau̯ (Q009p Maasmechelen),
mozaïek:
mozaęi̯k (L425p Grevenbicht / Papenhoven),
natrot:
nātrǫt (L291p Helden),
okubabont:
okubabont (L268p Velden
[(topbont)]
),
oosterkrallen:
oosterkrallen (L291p Helden
[(soort roest)]
),
patattenplaag:
pǝtatǝplǭx (Q002b Kiewit),
patattenziekte:
pǝtatezegdǝ (Q002p Hasselt),
pǝtatǝziktǝ (L269p Blerick, ...
P175p Gingelom,
L314p Overpelt,
P176p Sint-Truiden,
L268p Velden),
pǝtatǝzękdǝ (L355p Peer
[(roest)]
),
pǝtaʔǝzektǝ (K314p Kwaadmechelen),
pokken:
pǫkǝn (L286p Hamont, ...
Q009p Maasmechelen,
L332p Maasniel,
Q198b Oost-Maarland,
P222p Opheers,
L288a Ospel,
Q099q Rothem,
P176p Sint-Truiden,
L374p Thorn),
pokziekte:
pǫkziktǝ (L282p Achel),
puntjes:
puntjes (L373p Roosteren),
randen:
raŋk (L330p Herten
[(grillige bruine lijnen in de knol)]
, ...
L332p Maasniel),
reven:
rīǝvǝ (Q001p Zonhoven
[(er komen vlekken op)]
),
rhizoctonia:
rizǝtonija (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
rēzǫktonija (L324p Baexem),
roessers:
roessers (L320a Ell
[(bladrol)]
),
roest:
rost (L330p Herten, ...
L332p Maasniel),
rǫs (L425p Grevenbicht / Papenhoven, ...
Q039p Hoensbroek,
L325p Horn,
Q111p Klimmen,
Q009p Maasmechelen,
Q204a Mechelen,
Q015a Meers,
Q112z Ten Esschen,
Q014p Urmond),
roestkrul:
rǫskrǫl (L426z Holtum),
roestvlekken:
rǫsvlɛkǝ (Q111p Klimmen),
roestziekte:
rustzektǝ (K359p Koersel),
rustziktǝ (L282p Achel),
rǫszēktǝ (L360p Bree),
rotter:
rǫtǝr (Q187p Sint Pieter),
schimmel:
šymǝl (Q178p Val-Meer),
schimmelziekte:
sxømǝlziktǝ (L268p Velden),
schuproof:
šø̜pruf (Q204a Mechelen
[(roestvlekken)]
),
schurft:
sxørǝf (L312p Neerpelt),
sxørǝft (P044p Zelem),
sxęrǝf (Q002p Hasselt),
sxǫrǝf (K358p Beringen),
šxø̜rǝft (Q001p Zonhoven),
šørǝf (Q020p Sittard),
šø̜rǝf (Q101p Valkenburg),
šɛrǝf (Q009p Maasmechelen),
slingerdauw:
slingerdauw (Q009p Maasmechelen),
snotrot:
šnǫtrǫt (L291p Helden),
stengelrot:
stęŋǝlrǫt (L282p Achel),
streepziekte:
streepziekte (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163p Ottersum),
topbont:
tǫp˱bōnt (L266p Sevenum, ...
L268p Velden),
tweewas:
twiwas (Q095p Maastricht),
verroeselde ziekte:
vǝrusǝldǝ ziktǝ (P176a Melveren),
vlekziekte:
vlekziekte (Q088p Lanaken
[(krullende bladeren)]
),
witziekte:
wetzekdǝ (Q078p Wellen),
wratten:
vratǝ (Q035p Brunssum),
wratziekte:
vratzekte (K358p Beringen),
vratziktǝ (L288a Ospel, ...
P044p Zelem),
vratzēkdjǝ (L370p Kessenich),
vratzēktǝ (L360p Bree, ...
L366p Gruitrode,
L422p Lanklaar),
ziek:
zēk (Q111p Klimmen
[(vanwege de kalk)]
),
ziekte:
zikdjǝ (L289b Leuken),
zwam:
zwam (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
zwartbenigheid:
zwartbenigheid (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum)
|
Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.]
I-5
|