e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baalschort baal: baal (Leunen, ... ), bal (Wintershoven), bāl (Lanklaar), bāəl (Rotem), bōͅəl (Hamont), bij de boeren  baal (Venlo), bond men vroeger ter bescherming van de rok voor, was n dikke zak  baal (Sibbe/IJzeren), indien gemaakt van juten zak  baal (Wellerlooi), van jute, bij heel vuil werk  baal (Stramproy), voor extra vuil boerenwerk of werk waarbij ze op de knieën kruipen, is ook lang  baal (Hout-Blerick), baalkatoenen scholk: balketuēne sjolk (Einighausen), baalscholk: baalscholk (Grathem, ... ), baalscholluk (Oirlo), baalschulluk (Weert), baalschòllek (Leunen), baalschólk (Sevenum, ... ), baalschölk (Boeket/Heisterstraat), baalsjolk (Egchel, ... ), baalsjollek (Tungelroy), baelsjolk (Meijel), balsjolk (Hoensbroek), balsjzjòlək (Mechelen-aan-de-Maas), balšoͅlək (Mechelen-aan-de-Maas), baolsjolk (Ittervoort), baolsjŏlk (Stevensweert), bōͅlsXoͅlk (Achel), alleen gebruikt om de beesten te voederen  bālšoͅlək (Heythuysen), een lap van ruwe baal katoon die om t middel gebonden wordt en alleen op de boerderij wordt gebruikt en op t land  baalsjölk (Tungelroy), indien gemaakt van juten zak  baalschòllek (Wellerlooi), juten  baalschollek (Wanssum), moet het niet zijn baalsjolk?  baalsjok (Nunhem), schort van grove stof gedragen over de schort bij heel vuil werk  baalscholək (America), Sub scholk.  baalscholk (Meerlo, ... ), van jute  baal-sžaŏl⁄k (Baarlo), van zakkenstof  baalschöllek (Hushoven), verschillen naargelang de stof  baalscholk (Helden/Everlo), voor de stal  baalscholk (Venray), voor op de stal  baalsjolk (Hunsel), baalschort: baolschort (Gennep), baalschortel: baalsjotel (Eigenbilzen), balsjeutel (Val-Meer), baolsjottel (Zichen-Zussen-Bolder), bälšoͅtəl (Rosmeer), baalschortsel: boalsjotsel (Kerkrade), baalslip: baolslip (Gennep), baalvoordoek: balverek (Hoeselt), balveuring (Borgloon), balvjeureug (Diepenbeek), balvork (Vliermaal), balvèùrk (Opheers), bawəlvörək (Velm), bōəlvø̄rək (Borlo), baalzak: baalzak (Hout-Blerick, ... ), balzak (Hoensbroek, ... ), waarschijnlijk (staat er bij geschreven)  baalzak (Haelen), balenscholk: baale-sjôlk (Hoensbroek), baalesjölk (Baarlo), bale sjolk (Reuver), baleschölk (Weert), balesjolk (Heythuysen, ... ), balle scholk (Kerensheide), balle sjolk (Schimmert), balle sjôôlek (Mechelen), balle-sjolk (Mheer), ballescholk (Amstenrade, ... ), ballesjolk (Einighausen, ... ), ballesjölk (Urmond), baoleschollek (Neerpelt), ne balle- sjòlk (Klimmen), ənə baləšolək (Teuven), gemaakt van balen-stof  balle sjolk (Mheer), Vero.; lett. balen (=zakken) schort.  ballesjolk (Gronsveld), balenvoordoek: boͅlə vərək (Sint-Truiden), blauwe scholk: blawwe sjolk (Tegelen), grijze scholk: jrīzəšolək (Teuven), grijze voordoek: nə yreͅzə vørək (Riksingen), guanovoordoek: *Vgl. WLD I.4 (blz. 31): wannevoordoek, [wan\\v[re]] P 120.  waanowveuring (Diepenbeek), wanovjeureng (Diepenbeek), katoense voordoek: kataanse vərək (Sint-Truiden), kookvoordoek: koukvəriŋ (Herk-de-Stad), kookvoorschoot: koͅukvərsXuwət (Halen), lakscholk: laksjolk (Susteren), linnen scholk: līēne scholk (Brunssum), matscholk: matsXoͅlək (Kaulille), matšolək (Opglabbeek), matšoͅlek (Bocholt), Van Dale: II. mat, 1. kleed, ...  matsxoͅlək (Overpelt), van jute vroeger gebruikt bij het vee  matscholk (Horn), matvoor: Geen specifieke benaming  mat vier (Neeroeteren), matvoordoek: matvjeering (Boekt/Heikant), matvjērĕŋ (Boekt/Heikant), matzak: matsak (Boekt/Heikant, ... ), matzak (Beringen, ... ), matzakje: matzekske (Neerpelt), paan: WNT: paan (II), doek of lap van wollen, katoenen of linnen stof, waarmee de negers in Afrika die niet geheel naakt gaan het lichaam omgeven, van het middel tot aan de knieën of iets lager.  pān (Ophoven), plakker: plekker (Leopoldsburg, ... ), plekər (Leopoldsburg), rok: rok (Sluizen), rokschommelaar: niet frequent meer gebruikt; referent verouderd  rokschŏĕmeleir (Beverlo), scholk: sjolk (Posterholt), šoͅlək (Bree), schommelaar: schŏĕmeleir (Tessenderlo), sXuməlēər (Tessenderlo), schrobvoordoek: šrubvŏrk (Tongeren), slobber: sjlōber (Sittard), sloeber (Venlo), slobberd: (slobbert) [sic]  slubət (Donk (bij Herk-de-Stad)), stalscholk: stalsjolk (Neeritter), voorbinder: veurbenner (Millen), voordoek: vø͂ͅrk (Romershoven), vərəng (Linkhout), voordoek van balenstof: əuə vørəŋ van baləstoͅuf (Borgloon), zak: zak (Hasselt), zakkenscholk: ne zakke-sjolk (Klimmen), zakkescholk (Meerssen), zakkesjolk (Borgharen, ... ), Eerste letter moeilijk leesbaar.  zakkesjolk (Herten (bij Roermond)), zakkenvoordoek: zakəviəreŋ (Hasselt), zakscholk: zaksjolk (Sittard, ... ), zaksjollek (Jabeek), zakschommelaar: zakschoemeleir (Beverlo), zakschŏĕməlèər (Kwaadmechelen), zaksXuməleͅjər (Kwaadmechelen), zakschortsel: zak sjotsel (Bleijerheide), zakvoordoek: zakveͅreng (Kermt), zakvurring (Beringen), zakvørək (Tongeren), zakvø̄rəŋ (Beringen), zakvərək (Wintershoven) schort gemaakt van gebruikte juten zak || schort gemaakt van jute zak || schort van een jutezak, voorschoot || schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || voorschoot (van werklieden) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot van een baalzak [zak van jute] gemaakt || voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] || werkschort van jute || werkvoorschoot die gemaakt werd van waanowzak waar meststoffen van die naam in vervoerd werden (merk Guano) || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3