18282 |
baalschort |
baal:
baal (L211p Leunen, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L290p Panningen),
bal (Q079a Wintershoven),
bāl (L422p Lanklaar),
bāəl (L420p Rotem),
bōͅəl (L286p Hamont),
bij de boeren
baal (L271p Venlo),
bond men vroeger ter bescherming van de rok voor, was n dikke zak
baal (Q101a Sibbe/IJzeren),
indien gemaakt van juten zak
baal (L215a Wellerlooi),
van jute, bij heel vuil werk
baal (L318p Stramproy),
voor extra vuil boerenwerk of werk waarbij ze op de knieën kruipen, is ook lang
baal (L269a Hout-Blerick),
baalkatoenen scholk:
balketuēne sjolk (L430p Einighausen),
baalscholk:
baalscholk (L326p Grathem, ...
L246p Horst,
L246p Horst,
L372p Maaseik,
L217p Meerlo,
Q096c Neerharen,
L216p Oirlo,
L214p Wanssum),
baalscholluk (L216p Oirlo),
baalschulluk (L289p Weert),
baalschòllek (L211p Leunen),
baalschólk (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
baalschölk (L287p Boeket/Heisterstraat),
baalsjolk (L290a Egchel, ...
L320a Ell,
L325p Horn,
L265p Meijel,
L321p Neeritter,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
baalsjollek (L318b Tungelroy),
baelsjolk (L265p Meijel),
balsjolk (Q039p Hoensbroek),
balsjzjòlək (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
balšoͅlək (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
baolsjolk (L321a Ittervoort),
baolsjŏlk (L378p Stevensweert),
bōͅlsXoͅlk (L282p Achel),
alleen gebruikt om de beesten te voederen
bālšoͅlək (L292p Heythuysen),
een lap van ruwe baal katoon die om t middel gebonden wordt en alleen op de boerderij wordt gebruikt en op t land
baalsjölk (L318b Tungelroy),
indien gemaakt van juten zak
baalschòllek (L215a Wellerlooi),
juten
baalschollek (L214p Wanssum),
moet het niet zijn baalsjolk?
baalsjok (L322a Nunhem),
schort van grove stof gedragen over de schort bij heel vuil werk
baalscholək (L244c America),
Sub scholk.
baalscholk (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
van jute
baal-sžaŏl⁄k (L295p Baarlo),
van zakkenstof
baalschöllek (L289a Hushoven),
verschillen naargelang de stof
baalscholk (L291p Helden/Everlo),
voor de stal
baalscholk (L210p Venray),
voor op de stal
baalsjolk (L320p Hunsel),
baalschort:
baolschort (L164p Gennep),
baalschortel:
baalsjotel (Q086p Eigenbilzen),
balsjeutel (Q178p Val-Meer),
baolsjottel (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
bälšoͅtəl (Q093p Rosmeer),
baalschortsel:
boalsjotsel (Q121p Kerkrade),
baalslip:
baolslip (L164p Gennep),
baalvoordoek:
balverek (Q077p Hoeselt),
balveuring (Q156p Borgloon),
balvjeureug (Q071p Diepenbeek),
balvork (Q080p Vliermaal),
balvèùrk (P222p Opheers),
bawəlvörək (P174p Velm),
bōəlvø̄rək (P218p Borlo),
baalzak:
baalzak (L269a Hout-Blerick, ...
L269a Hout-Blerick),
balzak (Q039p Hoensbroek, ...
Q162p Tongeren),
waarschijnlijk (staat er bij geschreven)
baalzak (L322p Haelen),
balenscholk:
baale-sjôlk (Q039p Hoensbroek),
baalesjölk (L295p Baarlo),
bale sjolk (L299p Reuver),
baleschölk (L289p Weert),
balesjolk (L292p Heythuysen, ...
L318p Stramproy,
L270p Tegelen),
balle scholk (Q015b Kerensheide),
balle sjolk (Q098p Schimmert),
balle sjôôlek (Q204a Mechelen),
balle-sjolk (Q196p Mheer),
ballescholk (Q038p Amstenrade, ...
Q035p Brunssum,
Q018p Geulle,
Q204a Mechelen,
Q098p Schimmert),
ballesjolk (L430p Einighausen, ...
L434p Limbricht,
Q097p Ulestraten),
ballesjölk (Q014p Urmond),
baoleschollek (L312p Neerpelt),
ne balle- sjòlk (Q111p Klimmen),
ənə baləšolək (Q209p Teuven),
gemaakt van balen-stof
balle sjolk (Q196p Mheer),
Vero.; lett. balen (=zakken) schort.
ballesjolk (Q193p Gronsveld),
balenvoordoek:
boͅlə vərək (P176p Sint-Truiden),
blauwe scholk:
blawwe sjolk (L270p Tegelen),
grijze scholk:
jrīzəšolək (Q209p Teuven),
grijze voordoek:
nə yreͅzə vørək (Q158p Riksingen),
guanovoordoek:
*Vgl. WLD I.4 (blz. 31): wannevoordoek, [wan\\v[re]] P 120.
waanowveuring (Q071p Diepenbeek),
wanovjeureng (Q071p Diepenbeek),
katoense voordoek:
kataanse vərək (P176p Sint-Truiden),
kookvoordoek:
koukvəriŋ (P050p Herk-de-Stad),
kookvoorschoot:
koͅukvərsXuwət (P048p Halen),
lakscholk:
laksjolk (L432p Susteren),
linnen scholk:
līēne scholk (Q035p Brunssum),
matscholk:
matsXoͅlək (L316p Kaulille),
matšolək (L416p Opglabbeek),
matšoͅlek (L317p Bocholt),
Van Dale: II. mat, 1. kleed, ...
matsxoͅlək (L314p Overpelt),
van jute vroeger gebruikt bij het vee
matscholk (L325p Horn),
matvoor:
Geen specifieke benaming
mat vier (L368p Neeroeteren),
matvoordoek:
matvjeering (K361a Boekt/Heikant),
matvjērĕŋ (K361a Boekt/Heikant),
matzak:
matsak (K361a Boekt/Heikant, ...
K357p Paal),
matzak (K358p Beringen, ...
K358p Beringen,
K318p Beverlo,
K361a Boekt/Heikant,
L353p Eksel,
L353p Eksel,
K278p Lommel,
P051p Lummen,
L312p Neerpelt,
K357p Paal),
matzakje:
matzekske (L312p Neerpelt),
paan:
WNT: paan (II), doek of lap van wollen, katoenen of linnen stof, waarmee de negers in Afrika die niet geheel naakt gaan het lichaam omgeven, van het middel tot aan de knieën of iets lager.
pān (L371p Ophoven),
plakker:
plekker (K317p Leopoldsburg, ...
Q036p Nuth/Aalbeek),
plekər (K317p Leopoldsburg),
rok:
rok (Q181p Sluizen),
rokschommelaar:
niet frequent meer gebruikt; referent verouderd
rokschŏĕmeleir (K318p Beverlo),
scholk:
sjolk (L387p Posterholt),
šoͅlək (L360p Bree),
schommelaar:
schŏĕmeleir (K353p Tessenderlo),
sXuməlēər (K353p Tessenderlo),
schrobvoordoek:
šrubvŏrk (Q162p Tongeren),
slobber:
sjlōber (Q020p Sittard),
sloeber (L271p Venlo),
slobberd:
(slobbert) [sic]
slubət (P049p Donk (bij Herk-de-Stad)),
stalscholk:
stalsjolk (L321p Neeritter),
voorbinder:
veurbenner (Q177p Millen),
voordoek:
vø͂ͅrk (Q076p Romershoven),
vərəng (P046p Linkhout),
voordoek van balenstof:
əuə vørəŋ van baləstoͅuf (Q156p Borgloon),
zak:
zak (Q002p Hasselt),
zakkenscholk:
ne zakke-sjolk (Q111p Klimmen),
zakkescholk (Q099p Meerssen),
zakkesjolk (Q096a Borgharen, ...
Q039p Hoensbroek,
L332p Maasniel,
Q022p Munstergeleen,
Q032a Puth,
L331p Swalmen),
Eerste letter moeilijk leesbaar.
zakkesjolk (L330p Herten (bij Roermond)),
zakkenvoordoek:
zakəviəreŋ (Q002p Hasselt),
zakscholk:
zaksjolk (Q020p Sittard, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
zaksjollek (Q028p Jabeek),
zakschommelaar:
zakschoemeleir (K318p Beverlo),
zakschŏĕməlèər (K314p Kwaadmechelen),
zaksXuməleͅjər (K314p Kwaadmechelen),
zakschortsel:
zak sjotsel (Q121c Bleijerheide),
zakvoordoek:
zakveͅreng (P055p Kermt),
zakvurring (K358p Beringen),
zakvørək (Q162p Tongeren),
zakvø̄rəŋ (K358p Beringen),
zakvərək (Q079a Wintershoven)
|
schort gemaakt van gebruikte juten zak || schort gemaakt van jute zak || schort van een jutezak, voorschoot || schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || voorschoot (van werklieden) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot van een baalzak [zak van jute] gemaakt || voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] || werkschort van jute || werkvoorschoot die gemaakt werd van waanowzak waar meststoffen van die naam in vervoerd werden (merk Guano) || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|