18282 |
paan |
baalschort:
WNT: paan (II), doek of lap van wollen, katoenen of linnen stof, waarmee de negers in Afrika die niet geheel naakt gaan het lichaam omgeven, van het middel tot aan de knieën of iets lager.
pān (L371p Ophoven),
bovensluiting van de houten gierton:
pō ̝ǫn (P195p Gutschoven),
pǫ ̞u̯n (Q161p Piringen),
sluitklep:
WNT: paan (I), zekere harige stof voor kleederen, fluweel [vgl. Van Dale: (II) paan, pane (<Fr.)]; paan (II), doek of lap van wollen, katoenen of linnen stof, waarmede de negers in Afrika die niet geheel naakt gaan het lichaam omgeven, van het middel tot aan de knieën of iets lager [vgl. Van Dale: (I) paan (<Port. <Lat.)].
pan (L322p Haelen, ...
L321p Neeritter,
L322a Nunhem,
L290p Panningen)
I-1, III-1-3
|
|