25587 |
bakblik |
bak:
bak (L269a Hout-Blerick, ...
L289b Leuken,
Q095p Maastricht,
Q036p Nuth),
bɛkj (Q038p Amstenrade),
%%meervoud%%
bɛk (Q097p Ulestraten, ...
Q204p Wittem),
bakblik:
bakblik (Q193p Gronsveld, ...
Q198b Oost-Maarland),
bakplaat:
bakplāt (L269p Blerick, ...
Q028p Jabeek,
Q030p Schinveld),
%%meervoud%%
bakplātǝ (L432p Susteren),
bakvorm:
bakvorm (L387p Posterholt),
blik:
blek (Q035p Brunssum, ...
Q193p Gronsveld,
Q028p Jabeek,
L377p Maasbracht,
L312p Neerpelt),
%%meervoud%%
blikken (L427p Obbicht),
blikken plaat:
blikken plaat (Q113p Heerlen),
broodbak:
brudbak (Q095p Maastricht),
bruǝtbak (L290p Panningen),
brūǝtbɛk (L250p Arcen),
%%meervoud%%
brutbɛk (Q198p Eijsden),
broodblik:
brūtblɛk (Q035p Brunssum),
%%meervoud%%
bruǝtblekǝ (Q112p Voerendaal),
broodbus:
brutbøs (Q035a Rumpen),
brwodbø̜s (Q099q Rothem),
brǫadbøs (Q019p Beek),
broodsbus:
brutsbøs (Q203p Gulpen),
broodvorm:
brūtvorm (Q197p Noorbeek),
bus:
bus (Q187a Heugem, ...
Q036p Nuth),
deegkleedje:
dęjxklętjǝ (Q020p Sittard),
koekplaat:
kuwkplowǝt (K278p Lommel),
mikbak:
mekbak (L265p Meijel),
mikkebak:
megǝbak (L271p Venlo),
mekǝbak (L292p Heythuysen, ...
L331p Swalmen,
L318b Tungelroy),
%%meervoud%%
mekǝbɛk (L321p Neeritter),
mikkeplaat:
mekǝplāt (L317p Bocholt),
plaat:
plaat (Q021p Geleen, ...
Q018p Geulle,
Q015p Stein),
platen (L427p Obbicht),
plǫtǝ (Q082p Munsterbilzen),
plǭt (Q003p Genk),
%%meervoud%%
plātǝ (L383p Melick, ...
Q012p Rekem,
Q097p Ulestraten,
Q117a Waubach,
Q204p Wittem),
plaatstalen bak:
plaatstalen bak (L330p Herten),
vlaaiplaat:
vlājplǭt (Q191p Cadier),
vorm:
vorm (L330p Herten, ...
Q121p Kerkrade),
wegbak:
węqbak (L291p Helden),
wegbus:
wękbøs (L163p Ottersum),
weggebak:
węqǝmbak (L270p Tegelen),
%%meervoud%%
weqǝbɛk (L290p Panningen, ...
L299p Reuver),
weggebus:
wękǝbøs (Q202p Eys),
weggeplaat:
wękǝplāt (Q202p Eys),
%%meervoud%%
węgǝplātǝ (Q121e Kaalheide),
wegplaat:
wękplāt (L432a Koningsbosch)
|
De metalen vorm, een blik of bus, waarin de bakker het deeg laat narijzen voordat hij het in de oven plaatst. Vaak wordt het deeg op een plaat gelegd met soms die beperking dat het dan om het bereiden van witbrood gaat (Q 82) of om het maken van vla, beschuit of broodjes (Q 191, 204 en L 291). Vroeger moet men het deeg, vooral van roggebrood, ook wel op de stenen van de ovenvloer geplaatst hebben (in L 289b en L 291). In Q 204 plaatst men het opgemaakte deeg ook wel op vierkante stukken karton. Volgens Schoep (blz. 100) wordt het gevormde brood na het opmaken hetzij in bussen hetzij tussen kleedjes gelegd. Zo wordt het woordtype "deegkleedje" in dit lemma verklaarbaar. [N 29, 37; monogr.]
II-1
|