29051 |
beleg |
beleg:
bǝlax (Q032p Schinnen),
bǝlek (L330p Herten, ...
L298a Kesseleik),
bǝlęk (L428p Born),
bǝlęq (Q021p Geleen, ...
Q101p Valkenburg),
bǝlęx (P219p Jeuk, ...
L265p Meijel,
L433p Nieuwstadt,
L299p Reuver),
bǝlɛk (Q098p Schimmert, ...
Q032p Schinnen),
bǝlɛx (L414p Houthalen, ...
Q082p Munsterbilzen,
L312p Neerpelt),
belegsel:
bǝleksǝl (L425p Grevenbicht / Papenhoven),
bǝlęksǝl (Q095p Maastricht),
bǝlęqsǝl (Q011p Boorsem, ...
Q007p Eisden,
Q016p Lutterade,
Q009p Maasmechelen,
Q111q Ransdaal,
Q112p Voerendaal),
bǝlęxsǝl (Q083p Bilzen, ...
L317p Bocholt,
Q174p Herderen,
P188p Hoepertingen,
L265p Meijel,
L163p Ottersum,
L271p Venlo),
bǝlɛksǝl (Q099q Rothem, ...
Q015p Stein),
belegstuk:
bǝleqštø̜k (L299p Reuver),
bǝlęxstøk (L163p Ottersum),
bǝlɛxstø̜k (Q174p Herderen),
bǝlɛxstęk (Q086p Eigenbilzen),
bezets:
bǝzets (Q200p s-Gravenvoeren),
bǝzęts (Q121c Bleijerheide, ...
Q027p Doenrade),
bezetsel:
bǝzetsǝl (L381p Echt, ...
L330p Herten),
bǝzitsǝl (Q198p Eijsden),
bǝzętsǝl (Q083p Bilzen, ...
Q007p Eisden,
Q003p Genk,
Q165p Hopmaal,
Q088p Lanaken,
Q095p Maastricht,
L368p Neeroeteren,
Q197p Noorbeek,
L416p Opglabbeek,
L299p Reuver,
P052p Schulen,
K361p Zolder),
bǝzęǝtsǝl (L246p Horst),
bǝzɛtsǝl (Q071p Diepenbeek, ...
L364p Meeuwen,
K361p Zolder),
binnenwerk:
benǝwɛrk (L270p Tegelen),
couvert:
couvert (Q198p Eijsden),
dubbel stuk:
døbǝl štøk (Q197p Noorbeek),
lap:
lap (P047p Loksbergen),
passement:
pasmɛ̃nt (K353p Tessenderlo),
passement (L282p Achel),
pasǝmɛnt (Q083p Bilzen, ...
Q095p Maastricht,
L416p Opglabbeek),
stijfdoek:
stajfduk (Q162p Tongeren),
sti-jfdōk (L417p As),
stifdōk (Q009p Maasmechelen),
stęjfdok (L414p Houthalen),
stęjfduk (P188p Hoepertingen),
stijflijnen:
štīflinǝ (Q016p Lutterade),
tegenbeleg:
tīgǝbǝlęq (L289p Weert),
tegenstuk:
tęǝgǝštøk (Q113p Heerlen),
versterkingsstukje:
vǝrštęrkeŋsštø̜kskǝ (Q099p Meerssen),
versterkung:
vǝrštɛrkuŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Stuk stof waarmee sommige delen van een kledingstuk ter versterking belegd worden of het stofdeel dat gebruikt wordt om de rafelkanten van een kledingstuk af te werken op plaatsen als de hals, het armsgat en sluitingen voor en achter. Er worden drie categorieën beleg onderscheiden: beleg op vorm, aangeknipt beleg, dat in wezen een soort beleg op vorm is, en schuingeknipt beleg (Het Beste Naaiboek, pag. 192). Een beleg op vorm bestaat meestal uit verschillende stukken die geknipt worden in de vorm van het deel dat ermee wordt afgewerkt. De afzonderlijke stukken worden aan elkaar genaaid, zodat ze een compleet belegstuk vormen dat langs de rafelkant wordt genaaid. Een aangeknipt beleg is een verlengstuk van het kledingstuk. Een schuin beleg is een smalle bies van schuingeknipte dunne stof die in de vorm kan worden gestreken voor het af te werken deel (Het Beste Naaiboek, pag. 192). [N 59, 114a; N 62, 32; Gi 1.IV, 33; MW]
II-7
|