e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovensluiting van de houten gierton bom: bo ̝m (Borlo), bom (Beek, ... ), bum (Aalst, ... ), bǫm (Achel, ... ), bomstop: bomstǫp (Neerpelt), bon: bon (Kessenich), bǫn (Diepenbeek), bǫŋ (Godschei), deksel: dęksǝl (Rijckholt), houten deksel: hō ̞tǝn dęksǝl (Cadier  [(vierkant)]  ), houten pin: hōtsǝ pe.n (Simpelveld), houteren dek: hø̜̄ltǝrǝn dęk (Mook), houteren stop: hø̜̄ltǝrǝ stǫp (Horst, ... ), paam: pu ̞ǫm (Hopmaal), paan: pō ̝ǫn (Gutschoven), pǫ ̞u̯n (Piringen), pon: pǫn (Beverst, ... ), scheel: sxēl (Kerkhoven, ... ), sxē̜l (Lommel), spon: spon (Boorsem, ... ), sponj (Elen, ... ), spǫn (Rotem), špon (Cadier), špǫn (Margraten), stop: stop (Berg, ... ), stǫ.p (Diets-Heur, ... ), stǫp (Aijen, ... ), štǫp (Doenrade, ... ), stopsel: stø̜psǝl (Dilsen, ... ), zeikstop: zɛi̯.kstǫp (Berlingen) De vulopening van de oude houten gierton werd afgesloten met een deksel of een stop. Als stop diende ook wel een bezem, al dan niet met zakkenstof omwikkeld (L 359, 362, 365, 371), een stuk hout (L 265b), een biet (Q 90), een strowis (Q 89, 194, 240), een prop van lompen (Q 84) of van een oude zak gemaakt (L 192a, 265b). Vaak sloot men de vulopening af door er een oude zak overheen te leggen (L 209, 216, 246, 292, 362, 369, 418, P 175, 179, 195, 223, 224, Q 89, 159, 179, 194) of door de trechter op de ton te laten staan (P 49) en daar iets in te leggen (L 216) of er een zak overheen te spreiden (L 366, P 219, Q 174, 175, 178, 188). Om morsen te voorkomen wikkelde men om de stop een stuk zak (P 188, Q 181, 191, 192), een lomp (Q 116) of een strowis (Q 192). Een groot aantal van de hieronder volgende termen treft men ook in het volgende lemma aan. Het zijn vaak benamingen voor (een van beide) stoppen van een houten ton in het algemeen. [JG 1a + 1b; N 11A, 53d; monogr.] I-1