25710 |
brouwersknecht |
brouwersjongen:
brouwersjongen (Q095p Maastricht),
brouwersknecht:
bruwǝrsknęx (L325p Horn),
brouwersmof:
brouwersmof (L270p Tegelen),
brouwjongen:
brouwjongen (Q095p Maastricht),
helper:
hɛlǝpǝr (P120p Alken),
hulpbrouwer:
hulpbrouwer (L250p Arcen),
knecht:
knęxt (L318p Stramproy),
(mv.)
knęxs (Q032p Schinnen),
knęxts (L210p Venray)
|
De persoon die de brouwmeester assisteert bij de voornaamste werkzaamheden in het brouwhuis zoals beslaan, aftrekken en klaren, koken en wort koelen. Alleen in L 325 houdt de brouwersknecht zich uitsluitend bezig met het aftrekken en klaren, terwijl in P 120 de helper alleen assisteert bij de drie eerstgenoemde werkzaamheden. Volgens de invuller uit L 250 is de taak van de hulpbrouwer, naast de bovengenoemde werkzaamheden, het schoonmaken en pletten van het brouwgraan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''brouwer''. [N 35, 58a; N 35, 58b; N 35, 58c; N 38, 58d; monogr.]
II-2
|