e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de eerste voor ploegen (de tweede voor) bovenop varen: bōǝ.vǝnǫp ˲vǭ.rǝ (Munsterbilzen), būǝ.vǝnǫp ˲vǭ.rǝ (Genk), (de) aanscheut maken: [aanscheut] mā.kǝ (Godschei, ... ), [aanscheut] māʔǝn (Oostham), [aanscheut] mǭ ̞kǝ (Bokrijk), [aanscheut] mǭ.kǝ (Diepenbeek, ... ), [aanscheut] mǭkǝ (Binderveld, ... ), (twee voren) opeengooien: ǫp˱ī.ngui̯ǝ (Godschei), ǫp˱ē.ngui̯ǝ (Zonhoven), (twee voren) tegeneenploegen: tigǝnęi̯.(n) plōgǝ (As, ... ), tīǝgǝnęi̯.nplōgǝ (Niel-bij-As), aanbouwen: ãnbǫu̯ǝ (Horst, ... ), ánbǫu̯ǝ (Blitterswijck, ... ), aanploegen: ǭǝnplugǝ(n) (Overpelt), aanschieten: ansxitǝ (Gingelom), ó̜nšītǝn (Beverst), ø̜nšītǝ (Lauw, ... ), ő̜̄nsxii̯tǝ (Gingelom), ǫnjšii̯tǝ (Vechmaal), ǫnskei̯tǝ (Heks), ǫnši ̞i̯tǝ (Bommershoven), ǫǝ.nsxii̯tǝ (Ulbeek), ǭ ̝sxītǝ (Borgloon), ǭnskii̯tǝ (Vorsen), ǭnskītǝ (Montenaken), ǭnsxii̯ǝ.tǝ (Berlingen), ǭnsxitǝ (Binderveld, ... ), ǭnsxītǝ (Zonhoven), ǭnšitǝ: (Genk), ǭnšītǝ (Beverst, ... ), ǭšxīǝtǝn, ǭǝnšxīǝtǝn (Zonhoven), ǭǝ.nsxii̯tǝ (Mechelen-Bovelingen), ǭǝ.nsxītǝ (Kerniel), ǭǝnsxii̯tǝ (Buvingen), ǭǝnsxitǝ (Kerkom), ǭǝnsxitǝn (Brustem), ǭǝnsxiǝtǝ (Gingelom), ǭǝnsxīi̯tǝ (Aalst), zie het lemma bijeenploegen  [aanschieten] (Berg, ... ), aanschieten aan de reen: ǭǝnsxitǝn ǭǝn dǝn rīǝn (Brustem), aanschieten in de midland: ǭǝ.nsxii̯tǝ ęn ǝ melant (Mechelen-Bovelingen), ǭǝnsxitǝn ęn dǝ melant (Brustem), aanslaan: ãnslō ̞n (Maasmechelen), ãnslǭ.n (Tongerlo), ãšlǭ (Ransdaal), ānsluǝn (Bocholt), ānslūǝ.n (As), ānslǭn (Ell, ... ), ānšlǭn (Born, ... ), ánslǭ (Meijel), ǫnslūn (Oud-Winterslag), ǭnslōn (Kanne), ǭnslūǝ.n (Zutendaal), ǭslō ̞ǝn (Zonhoven), ǭǝ.nslő̜nj (Ordingen), ǭǝnslǭǝn (Achel, ... ), aanslagen: dǝn akǝr ǭnslǭgǝ (Leopoldsburg), aantrekken: ãtrekǝ (Mechelen), ãtrękǝ (Bleijerheide), ǭntrękǝ (Sint Pieter), aanvaren: ãnvã.rǝ (Niel-bij-As, ... ), ãnvãrǝ (Bree, ... ), ǭnvãrǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), ǭnvǭ.rǝ (Val-Meer, ... ), aanvoren: ánvōrǝ (Merselo, ... ), ánvūǝrǝ (Aijen), ɛnvōrǝ (Gennep, ... ), aanzetten: ǭnzętǝ (Tessenderlo), beginnen: bǝgęnǝ (Montenaken), beginnen met akkeren: bǝgenǝ met˱ akǝrǝ (Berg), binnen aanslaan: benǝn ānslǭn (Neer), bovenop leggen: būǝ.vanǫp lęgǝ (Zutendaal), buiten aanslaan: būtǝn ãnšlǭn (Neer), de aanscheut aanrijden: dǝn [aanscheut] ǭnrę̄i̯ǝ (Berverlo), de aanscheut rijden: dǝn [aanscheut] rái̯ǝ (Paal), dǝn [aanscheut] rę̄i̯ǝ (Koersel, ... ), de aanschietvoor akkeren: d [aanschietvoor] ákǝrǝ (Opheers), de aanslag maken: dǝ(n) [aanslag] mãkǝ (Baarlo, ... ), dǝn [aanslag] mãkǝ (Neerpelt), dǝn [aanslag] mǭkǝ (Smeermaas), de aanzet maken: dǝn ǭǝnzęt mãkǝn (Achel), de akker aanschieten: dǝn ákǝr ó̜nšitǝ (Tongeren), de akker aanslaan: dǝn akǝr anšlǭn (Baarlo), dǝn akǝr ānslō ̞n (Neeroeteren), de akkervoor aanslaan: dǝ [akkervoor] ã(n)šlǭn (Doenrade), dǝ [akkervoor] ā(n)šlǭ (Brunssum), dǝ [akkervoor] ānšlǭn (Klimmen), de een over de ander ploegen: d ęi̯n ivǝr d anǝr plōgǝ (Niel-bij-As), de eerste voor aantrekken: dǝ iǝštǝ [voor] ãtrękǝ (Simpelveld), dǝ ēǝrštǝ [voor] ãntrekǝ (Rothem), de eerste voor akkeren: dǝ [eerstǝ voor] akǝrǝ (Hasselt), de eerste voor ploegen: dǝ [eerste voor] plōgǝ (Maaseik), de kantvoor bouwen: dǝ (kantvoor] bǫu̯ǝ (Lottum, ... ), de opvoor maken: dǝ [opvoor] mǭkǝ (Smeermaas), de reen opvaren: dǝ [reen] ǫp˲vãrǝ (Cadier, ... ), dǝ [reen] ǫp˲vǭǝrǝ (Rijckholt), dǝr [reen] op˲vãrǝ (Nieuwenhagen, ... ), de reen uitgooien: dǝ [reen] ūt˲gōi̯ǝ (Nuth), de reenvoor opvaren: dǝ [reenvoor] op˲vãrǝ (Simpelveld), de rug aanslaan: dǝ [rug]˱ ánsló̜n, ɛnslǫu̯ǝn (Lommel), de rug aanvaren: dǝ [rug]˱ ānvã.rǝ (Opglabbeek), dǝ [rug]˱ ǭnvǭ.rǝn (Houthalen), de rug ploegen: dǝ [rug] plugǝn (Lommel), de rug varen: dǝ [rug] ˲vãrǝ (Holtum), de rugvoor varen: dǝ [rugvoor] vãrǝ (Cadier), de scheivoor bouwen: dǝ [scheivoor] bǫu̯ǝ (Lottum, ... ), de trekvoer aantrekken: dǝ [trekvoor] ãntrękǝ (Margraten), de tweede voor aandrijven: dǝ twīdǝ vōr ǭndrę̄.vǝ (Houthalen), de voor aanslaan: dǝ [voor] ã(n)šlǭn (Doenrade), dǝ [voor] ãšlǭ (Oirsbeek), de voor aantrekken: dǝ [voor] ãntrękǝ (Beek, ... ), dǝ [voor] ãtrękǝ (Bocholtz, ... ), dǝ [voor] ǭntrękǝ (Rijckholt), de voor aanvaren: dǝ [voor] ãnvǭrǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), dǝ [voor] āvãrǝ (Nieuwenhagen, ... ), de voor aanzetten: dǝ [voor] anzetǝ (Moerslag), dǝ [voor] ã(n)zętǝ (Nuth, ... ), de voor opmaken: dǝ [voor] ǫpmǭkǝ (Oost-Maarland), de voor optrekken: dǝ [voor] ǫptrękǝ (Noorbeek), de voor opvaren: dǝ [voor] ǫp˲vãrǝ (Amby, ... ), dǝ [voor] ǫp˲vǭǝrǝ (Gronsveld), de voor uitslaan: dǝ [voor] ūsšlǫǝ (Bocholtz), de voor uitsmijten: dǝ vōr ūtšmītǝ (Beek  [(de grond van de eerste zijvoor over het land verspreiden)]  ), de voor uitvaren: dǝ vōr ūt˲vãrǝ (Limbricht), derover slaan: tǝrø̄.vǝr slōǝ.n (Zonhoven), tǝrīǝ.vǝr slōǝ.n (Heesveld-Eik), tǝrīǝ.vǝr slūǝ.n (As), derover varen: tǝrī.vǝr vǭ.rǝ (Beverst), tǝrīǝ.vǝr vã.rǝ (Opglabbeek), dreeg aanbouwen: drę̄x˱ ánbǫu̯ǝ (Aijen), een aanwerk bouwen: ęi̯n [aanwerk] bǫu̯ǝ (Panningen), een begin maken: ęi̯ bǝgen mãkǝ (Guttecoven, ... ), ǝ bǝgen mã.kǝ (Lanklaar), een limiet pakken: a lǝmit pakǝ (Margraten  [het kiezen van een richtpunt - vooral bij het ploegen van de eerste voor]  ), een voor deraf bouwen: ǝn vōr dǝraf˱ bǫu̯ǝ (Siebengewald), een voord uitvaren: ǝn vōrt˱ ūt˲vãrǝ (Ospel), het land aanslaan: ǝt lãnt ansló̜n (Lommel), het land aantrekken: ǝt lɛntj˱ ãntrękǝ (Urmond), het land aanvaren: ǝt lɛntj˱ ānvãrǝ (Urmond), het/een aanwerk maken: ęi̯n [aanwerk] mãkǝ (Baexem, ... ), ǝt˱ [aanwerk] mãkǝ (America, ... ), in de middel beginnen: ęn ǝ midǝl bǝgęnǝ (Herderen), op de reen aanschieten: ǫp ˲dǝ rīǝn ǭnskītǝ (Montenaken), op de reen beginnen: ǫp ˲dǝ ręǝn bǝgenǝ (Mechelen-Bovelingen), op de reensteen varen: op ˲dǝ rēnštēn vãrǝ (Margraten), opeenaan slaan: op˱ēn`ã šlō ̞ǝ (Simpelveld), opeenaan varen: ǫp˱ē.nǭn vǭ.rǝ (Diepenbeek), ǫp˱ēnān vǭrǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), optrekken: ǫptrękǝ (Gronsveld), opvaren: op˲vãrǝ (Baexem), tegeneenslaan: tigǝnęi̯.nslūǝ.n (As), tegeneenvaren: tegǝnīǝvǭ.rǝ (Zonhoven), tigǝnē. vǭ.rǝ (Heesveld-Eik), tigǝnē.nvǭ.rǝ (Beverst, ... ), tigǝnęi̯.nvã.rǝ (As), tigǝnɛi̯.nvǭ.rǝ (Zutendaal), tēgǝnī.nvǭ.rǝ (Godschei), tēgǝnī.vǭ.rǝ (Houthalen) Het ploegen van de eerste voor van een akker in het midden, als men bijeen gaat ploegen; aan de zijkant(en), als men uiteen of heen en weer gaat ploegen. Men ploegt de eerste voor gewoonlijk wat minder diep, om de vorming van een rug te voorkomen. Alleen bij het ploegen met een wentelbare of keerbare ploeg is er één eerste voor, in alle andere gevallen zijn er steeds twee eerste voren, nl. bij het uiteenploegen aan de zijkanten gelegen en bij het bijeenploegen tegen elkaar in het midden gelegen. Veel opgaven gelden daarom ook voor de twee eerste voren. De specifieke benamingen voor het ploegen van de eerste voor in het midden of aan de zijkant zijn onder B., resp. C. opgenomen; al de andere opgaven vindt men onder A. Door de zakelijke overeenkomst kunnen de benamingen soms ook toepasselijk zijn op bijeen- of uiteenploegen. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men de drie volgende lemmata. [N 11, 61; N 11A, 117c + 119b + 121b; JG 1a + 1b; A 33, 18c; monogr.] I-1