e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de eg lichten (de eg) lichten: le.xtǝn (Achel), lextǝ (Beek, ... ), lextǝn (Eksel, ... ), li ̞xtǝ (Hasselt), li.xtǝ (Bilzen, ... ), lixtǝ (Berg, ... ), lixtǝn (Lommel), lēxtǝ (Aijen, ... ), lī.xtǝ (Alken, ... ), heffen: (h)ø̜fǝ (Lanklaar), hø̜fǝ (Bocholt, ... ), hęfǝ (Bree), ø̜fǝ (Meeswijk, ... ), het riemt zich: ǝt rēmp ˲zex (Veldwezelt), luchten: lyxtǝ (Cadier), løxtǝ (Baexem, ... ), lø̜xtǝ (Ell, ... ), opheffen: ǫphø̜fǝ (Zonhoven), ǫphęfǝ (As, ... ), opheven: oph˙ē̜vǝ (Simpelveld), oplichten: oplextǝ (Lottum), ǫplextǝ (Genk, ... ), ǫplixtǝ (Heesveld-Eik, ... ), opluchten: ǫpløxtǝ (Margraten, ... ), optrekken: ǫptrękǝ (Bree, ... ), schudden: sxødǝ (Horst, ... ), wippen: wepǝ (Gellik), ze loopt vol: zǝ lep ˲vǫ.l (Martenslinde), ze voert zich: zǝ vōrt ˲zex (Margraten) De eg tijdens het eggen met de egstok optrekken, om het onkruid e.d. van de tanden af te laten vallen. Om dit te bereiken kan men de eg ook laten "dansen": bij elke tweede stap trekt men de eg van achteren een weinig naar links (of rechts), waardoor ze een zigzaggende gang krijgt. Bij de onderstaande termen is het object steeds de eg. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 73 add.; N 11A, 166a; div.; monogr.] I-2