32846 |
de evenaar verstellen |
aan de lange/korte tomp staan:
ān dǝ laŋǝn/kǫrtǝn tomp stǭn (L290p Panningen),
aan het lang/kort eind trekken:
ān ǝt laŋk˱/kǫrt˱ entj trękǝ (L289b Leuken),
de pinnetjes in de kram(p) verzetten:
dǝ penǝkǝs˱ en dǝr kramp ˲vǝrzętǝ (Q192p Margraten),
een gatje meer/minder geven:
ęn gɛtjǝ mēr/mendǝr gē̜vǝ (L192a Siebengewald),
een kram(p) meer geven op het warselen:
ǝnǝ kramp mīǝ gēǝvǝ ǫp˱ ǝt wēǝršǝlǝ (Q192p Margraten),
een krapje meer geven:
ǝn krɛpkǝ mēr gē̜.vǝ (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
een paard met een kwart warsel varen:
ǝ pēǝrt męt˱ ǝ kwārt węǝsǝl vǭrǝ (Q198b Oost-Maarland),
herschuiven:
hɛršȳvǝ (Q192p Margraten),
hɛršø̜i̯vǝ (Q194p Rijckholt),
in lang/kort warsel gaan:
en lāŋk/ kǫrt wē̜ǝšǝl gǭǝ (Q204a Mechelen),
meer warsel geven:
mi wi ̞ǝršǝl gi ̞ǝvǝ (Q191p Cadier),
mīǝ wē̜ršǝl gē̜vǝ (Q111p Klimmen),
meer/ minder als de halve schei geven:
miǝr/mendǝr ɛs ˲dǝ halǝf šęi̯ gē̜vǝ (L328p Heel),
meer/weiniger kam geven:
mīǝ/w˙ęnegǝr ka.mp gē̜ǝvǝ (Q116p Simpelveld),
omhangen:
omhaŋǝ (Q027p Doenrade),
verhangen:
vǝrhaŋǝ (Q111p Klimmen),
verscheffelen:
vǝrsxęfǝlǝ (L159a Middelaar),
verschevelen:
vǝrsxē̜ ̞vǝlǝ (L209p Merselo),
vǝrsxē̜vǝlǝ (L192b Aijen, ...
L163p Ottersum),
verscheveren:
vǝrsxē̜vǝrǝ (L246p Horst),
versteken:
vǝrštē̜kǝ (L325p Horn),
verstellen:
vǝrstęlǝ (L292p Heythuysen, ...
L216p Oirlo),
vǝrštɛlǝ (Q194p Rijckholt),
verzetten:
vǝrzętǝ (L115p Mook),
voor-/achtergeven:
vø̄rgīǝvǝ/āxtǝrgīǝvǝ (P222p Opheers),
voorgeven op de kam:
vø̄rgēvǝ ǫp ˲dǝ kamp (P175p Gingelom)
|
Men kan de trekkracht van het sterkere paard van een tweespan met die van het andere paard in evenwicht brengen, door de middenschakel (huis met haak of ring) meer naar links of naar rechts op de evenaar te verplaatsen. Voorzover de onderstaande termen niet uitdrukkelijk op een tweespan wijzen, zijn ze ook van toepassing op het verstellen van een driespansevenaar. [N 11A, 104c; N 13, 87 add.; monogr.]
I-2
|