25916 |
de ketel leegscheppen |
afslaan:
āfslǭ (Q036p Nuth),
ketel afslaan:
kę̄tǝl āfsloa (Q032p Schinnen),
ketel leegmaken:
kę̄tǝl lę̄xmākǝ (L381b Peij),
ketel leegscheppen:
kę̄tǝl lę̄x šøpǝ (L387p Posterholt),
leegscheppen:
lēx šypǝ (Q196a Banholt),
lę̄xšøpǝ (L293p Roggel),
pompen:
pompǝ (L295p Baarlo),
uit de ketel halen:
ø̜jt dǝr kę̄tǝl hǫalǝ (Q112z Tenessen),
uit de ketel scheppen:
ūt dǝ kę̄tǝl šø̜pǝ (L379p Laak),
uit gene ketel scheppen:
ūt gǝnǝ kɛotǝl šøpǝ (Q253p Montzen),
uitscheppen:
oǝtsxøpǝ (Q078p Wellen),
uitscheppen (Q249p Aubel),
utšøpǝ (Q247a Sint-Pieters-Voeren),
ūtšø̜pǝ (L295p Baarlo, ...
Q196a Banholt,
Q018p Geulle,
L381b Peij),
uitschoepen:
ūtšōpǝ (L295p Baarlo)
|
Het uitscheppen van de ketel met behulp van een koperen of houten schep. Om de laatste resten beter uit de ketel te kunnen verwijderen, plaatste men in Q 249 de ketel schuin door er een grote hamer onder te leggen. In L 387 had men een speciale ketelschraag die werd gebruikt om de ketel schuin te zetten bij het leegmaken. [N 57, 29; N 57, 30 add.]
II-2
|