id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
28704 | de korf schoonmaken | afpoetsen: afputsǝ (Meijel), afschuren: āfšōrǝ (Stramproy), schoonmaken: šǫnmākǝ (Meijel), schrobben: šrubǝ (Loksbergen), uitborstelen: uitborstelen (Neer) | De gerede korf met een harde borstel bewerken. Hierdoor verwijdert men overtollige en uitstekende stukjes stro of buntgras. Ook legt men de korven wel in de schapenstal. De schapen bijten de losse vezels weg en maken de korf schoon. [N 40, 135] II-6 |