25400 |
de poten spannen |
bijeentrekken:
bijeentrekken (L420p Rotem),
biʔǝntrɛʔǝ (K278p Lommel),
będīn trɛkǝ (P176p Sint-Truiden),
bǝdiǝntrękǝ (P117p Nieuwerkerken),
bǝdēn trɛkǝ (Q071p Diepenbeek),
bijeentrekken met haak:
bięjntrøkǝ mɛt hǭk (L366p Gruitrode),
de poten aaneenhangen:
(men zegt van het varken) haŋ ǝm dǝ pø̄ǝt ānęjn (L432p Susteren),
de poten bijeenbrengen:
dǝ pǫwtǝ bǝtēǝnbrɛngǝ (P177p Zepperen),
de poten bijeentrekken:
dǝ pyǝt bīēntrɛkǝn (Q039p Hoensbroek),
de poten met een haak ophangen:
dǝ pȳt męt ǝn (h)ǭk op(h)aŋǝ (Q009p Maasmechelen),
dǝ pȳt męt ǝn (h)ǭk ǫp(h)aŋǝ (Q009p Maasmechelen),
gelid spannen:
gǝlēt spānǝn (L316p Kaulille),
huid spannen:
hū.t.španǝ (L270p Tegelen),
inhaken:
enhǫǝkǝ (L312p Neerpelt),
opbinden:
ǫpbɛnjǝ (L318b Tungelroy),
ophaken:
ophø̄kǝn (L211p Leunen),
opklampen:
opkrɛmpǝ (Q121c Bleijerheide),
opspannen:
opspannen (P176p Sint-Truiden),
ōpšpanǝ (Q113p Heerlen),
ǫpspanǝ (P051p Lummen),
ǫpspanǝn (L321p Neeritter),
opsteken:
opstē̜kǝ (L163p Ottersum),
poten bijeenzetten:
putǝ biēn zitǝ (Q198p Eijsden),
poten ophaken:
pȳ.t ǫphø̜̄kǝ (L290p Panningen),
poten optrekken:
putǝ ǫptrɛkǝ (P050p Herk-de-Stad),
poten spannen:
pø̄ǝt španǝ (Q203p Gulpen),
spalten vasthaken:
špaltǝ vashø̜̄kǝ (Q121p Kerkrade),
spannen:
spannen (Q071p Diepenbeek, ...
Q003a Oud-Waterschei),
spanǝ (Q095p Maastricht),
španǝ (L426p Buchten, ...
Q202p Eys,
L292p Heythuysen,
Q039p Hoensbroek,
Q121p Kerkrade,
Q204a Mechelen,
Q198a Mesch,
Q036p Nuth,
Q033p Oirsbeek,
Q099q Rothem),
spannen met slachthaken:
spanǝ me slaxhø̜̄k (L265p Meijel),
vel spannen:
vɛ.l španǝ (L270p Tegelen)
|
Bij het afhuiden van de billen en de borst brengt men de linkerpoten, evenals de rechterpoten, naar elkaar toe, waardoor de huid strak gaat staan, wat het afhuiden vergemakkelijkt. Sommige slachters binden de beide poten aan elkaar vast of houden ze met haken bijeen, zodat ze beide handen vrij hebben; andere trekken de ene poot in de richting van de andere en houden hem dan tijdens het afhuiden vast. [N 28, 53]
II-1
|