30485 |
dekwissen |
bindwissen:
bentjwesǝ (L318b Tungelroy),
bramen:
brējmǝ (Q098p Schimmert),
dekwissen:
dękwesǝ (L318b Tungelroy),
dękwøšǝ (Q096a Borgharen, ...
Q096c Neerharen),
dɛkwesǝ (L265p Meijel),
dekwitsen:
dękwetšǝ (Q096a Borgharen, ...
Q096c Neerharen),
tenen:
tēnǝ (L318b Tungelroy),
vitsen:
vitšǝ (Q111p Klimmen),
wisjes:
weskǝs (Q071p Diepenbeek),
wissen:
wesǝ (L318b Tungelroy
[(van berken en wilgen)]
),
witsen:
wetsǝ (L320a Ell),
witšǝ (Q111p Klimmen)
|
Taaie twijgjes waarmee de garden aan de panlatten of deklatten van het huis worden vastgebonden. [N F, 6; monogr.]
II-9
|