e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driepoot bok: bo.k (Roosteren), bok (Bleijerheide, ... ), buk (Horn), bǫk (Bocholtz, ... ), derde been: dędǝ biǝn (Kwaadmechelen), domme knecht: dōmǝ knęxt (Bocholt), domme kracht: domǝ kraxt (Bree), drie-/drijpikkel: drājpekǝl (Bilzen), dręjpekǝl (Jeuk, ... ), drie-/drijpoot: dripwǫt (Rothem), dripōat (Herten), dripōǝt (Heijen, ... ), dripūǝt (Meerlo, ... ), drējpūǝt (Heerlen), dręjpūǝt (Kerkrade), drīpōt (Middelaar), drɛjpūǝt (Helden, ... ), driebeen: dręi̯bē̜i̯n (Rotem), driebok: dribok (Berg, ... ), dribøk (Susteren), driepikkel: drē̜pekǝl (Houthalen, ... ), dręi̯pekǝl (Lanklaar), driepoot: driepoot (Maasniel), dripuǝt (Klimmen), dripōǝt (Puth), dripǭt (Munstergeleen, ... ), drēi̯pūt (Maaseik), drējpuǝt (Kelmis), drēpuǝt (Blerick), drē̜puǝt (Beringen), dręi̯puǝt (Velden), driepoter: dręi̯putǝr (Zolder), drievoet: drēvūt (Piringen), ezel: ēzǝl (Tessenderlo), ęi̯zǝl (Wellen), ęjzǝl (Bevingen), karbok: karbǫk (Heerlerheide, ... ), kārbǫk (Gelieren Bret, ... ), kē̜rbǫk (Hasselt), kɛrbuk (Baarlo, ... ), karknecht: karknęxt (Lommel), kɛrknęxt (Nunhem), kɛ̄rknęxt (Grathem), karrenbok: karǝbok (Hoensbroek), karrenknecht: kɛrǝknɛx (Swalmen), karwip: karwep (Lommel), kārwep (Peer), kē̜rwep (Paal), kɛrwep (Overpelt), knecht: knɛx (Klimmen), krik: krek (Gennep, ... ), krøk (Lommel), luie knecht: lø̜̄i̯ǝ knɛxt (Ophoven), lø̜i̯ knɛxt (Tegelen), lø̜i̯ǝ knē̜xt (Panningen), lø̜i̯ǝ knɛx (Herten, ... ), lø̜i̯ǝ knɛxt (Achel, ... ), lø̜i̯ǝ knɛ̄xt (America, ... ), lē̜i̯ǝ knęxt (Bree), (mv. knɛxtǝ)  lø̜̄i̯ǝ knɛx (Maasmechelen), paardje: pi̯ē̜tšǝ (Hasselt), pikkel: pekǝl (Borgloon), pikǝl (Loksbergen), smeerbok: smē̜i̯rbok (Stokkem), šmērbok (Buchten), smeerpoot: smɛrpūt (Velden), standaard: stø̜ndǝrt (Montfort), steunbok: stø̜n˱bǫk (Maastricht), štø̜n˱buk (Reuver), voet: vūt (Bilzen), vorkje: vęrkskǝ (Bilzen), wagenknecht: wāgǝknɛxt (Oirsbeek  [(alleen in gebruik bij kasteelheren)]  ), wip: wep (Achel, ... ), wøp (Sittard, ... ) IJzeren standaard met drie poten waarop men lange stukken ijzer kan laten rusten, bijvoorbeeld wanneer één uiteinde ervan in het smidsvuur wordt verhit. Zie ook afb. 2. [N 33, 236] || Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d] || Toestel op drie poten gebruikt om grotere voorwerpen op te takelen en te laten zakken bij boringen in het wijngebied en bij het uitdiepen van nabraken. De grootte van de driepoot hing af van het doel waarvoor hij gebruikt werd. De grootste waren tot 8 m hoog. Later heeft de kraan de driepoot vervangen. [monogr.] I-13, II-11, II-4