31579 |
een rad optrekken |
binden:
bęjǝnǝ (Q001p Zonhoven),
de band ombij leggen:
dǝ bantj˱ ǫmbī le̜qǝ (Q027p Doenrade),
de band van het rad optrekken:
dǝn˱ bank ˲van t rāt˱ ǫptre̜kǝ (L270p Tegelen),
een nieuwe reep om het rad leggen:
ǝn nȳ ręjp˱ ǫm ǝt rāt lɛqǝ (L434p Limbricht),
een wiel binden:
ǝ wil beň (K353p Tessenderlo),
het rad ombinden:
ǝt rāt˱ ombeŋǝ (Q111p Klimmen),
het/een rad optrekken:
ǝ rāt˱ ǫptre̜kǝ (L270p Tegelen),
ǝt rāt˱ optre̜kǝ (Q111p Klimmen),
inbinden:
enbendǝ (Q095p Maastricht),
optrekken:
optre̜kǝ (Q119p Eygelshoven, ...
L294p Neer,
Q113a Welten),
ǫptre̜kǝ (L426p Buchten, ...
Q019b Groot Genhout,
L382p Montfort),
rader oplegen:
rār o̜plējǝ (Q033p Oirsbeek),
rader optrekken:
rājǝr ǫptre̜kǝ (L381p Echt),
rār optre̜kǝ (Q035p Brunssum, ...
Q204a Mechelen,
L289p Weert)
|
In het algemeen een wielband om de velg van een karwiel leggen. Zie ook de lemmata ɛbandenhaakɛ en ɛtrekhaakɛ.' [N G, 46c; A 42, 17 add.]
II-11
|