e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluiter amermusje: ao.memöske (Boukoul, ... ), boskeit: Frings  boͅskɛ̄t (Beverst), fluiter: fleuter (Nieuwenhagen, ... ), fluiter (Maastricht, ... ), flø͂ͅi̯tər (Maaseik), flø͂ͅtjər (Meijel), eigen spelling; omgespeld  fløͅi̯tər (Roosteren), fluitertje: fluiterke (Maastricht), fløͅi̯tərkə (Kaulille), vdBerg; omgesp.  flātərkə (Sint-Truiden), grasmus: graasmös (Swalmen, ... ), grijsje: grieske (Nederweert), keit: kēͅt (Tongeren), kersenpikker: körsepikker (Ospel), ovenmusje: zou event. ook avond- kunnen zijn  aovemöske (Swalmen), taats: taats (Tegelen), tjiftjaf: tzjiftzjif (Weert), tuinfluiter: doorgaans Frings, soms eigen spelling  tøͅnfløͅʔər (Kwaadmechelen), Frings; half lang als lang omgespeld  tøͅi̯nfløͅi̯tər (Lanklaar), wijntempertje: wientemperke (Nederweert), wolteut: woltø͂ͅt (Molenbeersel) fluiter || fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)] III-4-1