e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fruit eten frakken: frakke (Diepenbeek), niet rijp fruit eten  frakken (Houthalen), fratselen: fratsëlë (Tongeren), fratsen: fratsen (Zonhoven), Appel fratse: appel peuzelen Zèèë der wȉër aon¯t fratse: Ben je weer volop (appels) aan het eten  fratse (Zonhoven), Wôo és tër dó wȉr ô¯n t fratsë  fratsë (Tongeren), grasgroen eten: graasgreun éten (Stein), grazen: graoze (Maasbree), graze (Valkenburg, ... ), grazen (Velden), grààze (Horst), groen opeten: greun op aiten (Ospel), groezen: groene (Oirlo), groeze (Gennep, ... ), groēze (Venray), grooze (Lottum, ... ), grōēze (Tienray, ... ), grōēzə (Gennep), grūzə (Blitterswijck, ... ), vroeger, as de bòwáppel riep wòn, zate de meense duk òp de gro‰s te gro‰ze  groēze (Castenray, ... ), knatsen: kna.tšə (Eys), knatche (Vijlen), knatsche (Eys, ... ), knatsje (Beek, ... ), knatsje (?) (Lutterade), knatsjə (Doenrade, ... ), knatšə (Meeswijk), kna͂sje(n) (Schinveld), knàtsje (Beek, ... ), knàtsjə (Moorveld (Waalsen), ... ), knátsje (Schimmert), knátsjə (Maastricht, ... ), knátsjən (Urmond), kn‧atšə (Ingber), (Knatsche).  knatsche (Heerlen, ... ), aan hard fruit knagen nen äppel knatsje  knatsje (Caberg), knetsen: knetsje (Maastricht), Die kinder knetsjde mich get van die greun appele  knetsje (Maastricht), knotsen: knotse (Bilzen), knotsə (Leopoldsburg), knòtsə (Loksbergen), muizen: moeze (Haelen), schransen: schranse (Nederweert), smatsen: smatsə (Meijel), snaaien: schnaaie (Buggenum), schnáa-je (Schimmert), sjnaaie (Roermond), sjnaaiə (Reuver), sjnaajə (Horn), snaaj neet (Thorn), snááiə (Pey), snageren: s-jnagere (Schinveld), schnagere (Buchten, ... ), sjnaagere (Sittard), sjnagere (Haelen, ... ), sjnagərə (Beesel), sjnààgərə (Horn), sjnàà⁄gərə (Brunssum), sjnáágərə (Haelen, ... ), snaachərə (Pey), snagere (Echt/Gebroek, ... ), snagərə (Echt/Gebroek, ... ), snajelen (Kesseleik), snāgərə (Meeswijk), snààgere (Pey), snáágərə (Swalmen), snaagere  snagere (Montfort), snatselen: snoatsele (Genk), snatsen: sjinaatse (Heythuysen), sjnaatse (Thorn), sjnatsche (Susteren), sjnáátsə (Heythuysen), snaats neet (Thorn), snaatse (Ell, ... ), snaatsen (Haler, ... ), snaatsə (Kelpen), snaotse (Bree), snatse (Meijel), snatsen (Ittervoort, ... ), snatsje (Echt/Gebroek, ... ), snā.tsə (Neeroeteren), snààtse (Ell), snààtsə (Hunsel, ... ), snátsje (Stevensweert), snáátse (As, ... ), snáátsə (Kelpen), arch.  snatsen (Maastricht), Hae és maager van ¯t snaatse  snaatse (Altweert, ... ), snatsen  snatsə (Meijel), v-tje op de a  schnatze (Schimmert), vooral onrijp fruit  snātsen (Bree), snekken: sjnekke (Roermond), sneuken: sneukë (Hoeselt), snuisteren: voornamelijk voor fruitsnoepen  schnuistere (Valkenburg), snuiveren: sjnuivere (Nunhem), sjnuivere(n) (Guttecoven), sjnuivərrə (Grevenbicht/Papenhoven), snuivelen (Born), snuiveren (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), snøͅi̯vərə (Meeswijk), snutsen: sjnutzə (Jabeek) (veel, onrijp) fruit eten [N 80 (1980)] || eten (gulzig fruit - ) || fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] || fruit luid knagend opeten || fruit opknabbelen || graag fruit eten || gulzig en hoorbaar eten van fruit || het ter plaatse eten van vers geplukt fruit || hoorbaar fruit eten || knappend opeten van onrijp, hard fruit || met smaak fruit opknabbelen || Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || onrijp fruit eten || onrijp fruit opknabbelen || snaaien, veel fruit eten || snoepen [ZND 07 (1924)] || uit de hand fruit eten || veel fruit eten || veel hard fruit eten || zich flink te goed doen aan fruit III-2-3