32720 |
goed voren |
derin gaan:
dǝrin gǭn (L209p Merselo),
genoeg grijpen:
gǝnux ˲gripǝ (L163p Ottersum),
genoeg grond hebben:
gǝnox ˲grō.nt hɛ ̝bǝ (Q191p Cadier),
goed aan gen land gaan:
gōt. a gǝ Iai̯ŋk ˲gǭǝ (Q116p Simpelveld),
goed drijven:
gōt ˲drīvǝ (L322p Haelen),
goed gaan:
gōt ˲gǭn (L292p Heythuysen),
goed pakken:
gōt pakǝ (L246p Horst, ...
L265b Kronenberg,
L248p Lottum),
goed riesteren:
gūt ristǝrǝ (L192b Aijen),
goed voren:
gūt ˲vōrǝ (L192a Siebengewald),
pakken:
pakǝ (Q194p Rijckholt),
pakken met het volle schaard:
pakǝ met˱ ǝt vǫlǝ sxārt (L248p Lottum),
voren:
vōrǝ (L115p Mook)
|
Van een ploeg die - mits goed gesteld en (i.g.v. een voetploeg) goed bestuurd - telkens op de juiste wijze een voor afsnijdt en omkeert, zegt men dat hij goed of mooi voort. [N 11A, 124a]
I-1
|