33656 |
grensstrook langs een akker |
akkerweg:
akǝrwēx (L288a Ospel),
begraasde kant:
bǝgrǭzdǝ kánt (K357p Paal),
bǝgrǭǝzdǝ kant (K359p Koersel),
berm:
berm (L322p Haelen, ...
Q187a Heugem,
Q117p Nieuwenhagen,
Q187p Sint Pieter),
bermakker:
bɛrǝmakǝr (K353p Tessenderlo),
boord:
bārt (Q192p Margraten),
bōrt (L291p Helden, ...
L318b Tungelroy),
būǝrt (L289a Hushoven),
bǭrt (L324p Baexem),
boordje:
bø̄rtjǝ (L324p Baexem, ...
L320a Ell),
braak hoofdpand:
brǭk hypant (P107a Rummen),
brauw:
brau̯ (L244c America, ...
L246p Horst),
brǫi̯ (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
brǫu̯ (L265b Kronenberg, ...
L266p Sevenum),
brǭu̯ (L211p Leunen),
brauw tussenbeide:
brǭi̯ tø̜sǝbęi̯ (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
broek:
brōk (L428p Born),
doorvaart:
dūrvāt (P055p Kermt),
dries:
drēs (L324p Baexem, ...
L320a Ell,
L322p Haelen,
L322a Nunhem,
L374p Thorn),
driesje:
drēskǝ (L324p Baexem, ...
L318p Stramproy,
L374p Thorn),
graaf:
graaf (Q035p Brunssum, ...
Q191p Cadier,
Q027p Doenrade,
L429p Guttecoven,
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen,
L434p Limbricht,
Q204a Mechelen,
L294p Neer,
Q019a Neerbeek,
L368p Neeroeteren,
Q197p Noorbeek,
Q033p Oirsbeek,
Q198b Oost-Maarland,
Q111q Ransdaal,
Q203a Reijmerstok,
Q118p Schaesberg,
Q112z Ten Esschen,
Q197a Terlinden,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg),
gracht:
gracht (Q160p Bommershoven, ...
P175p Gingelom,
Q187p Sint Pieter,
Q162p Tongeren),
grachtkant:
gráxkant (Q002p Hasselt),
graskant:
graskant (K353p Tessenderlo),
grāskant (L424p Meeswijk),
grāskaŋk (L270p Tegelen),
groene reen:
grø̄nǝ rēn (Q198b Oost-Maarland),
groene weg:
groene weg (L192a Siebengewald),
groes:
grōs (L271p Venlo),
grōst (L324p Baexem),
grūs (Q002a Godschei, ...
L159a Middelaar),
grǫi̯s (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
groeskant:
groskant (L268p Velden),
grōskaŋk (L270p Tegelen),
grǫǝskānt (L314p Overpelt),
groesrand:
grōsrant (L268p Velden),
halve reen:
halvǝ ręi̯n (P188p Hoepertingen),
hāvǝ rē.n (Q090p Mopertingen),
hazenwei:
hoazǝwęi̯ (Q081p Schalkhoven),
hegkant:
hęxkānt (L286p Hamont),
hoekse plak:
hōksǝ plak (L250p Arcen),
hoofdbed:
hø̜x˱bęt (K278a Stevensvennen),
houtkant:
hātkānt (K278p Lommel),
kammetje:
kɛmkǝ (P057p Kuringen, ...
P058p Stevoort),
kant:
kant (P048p Halen),
kānt (L164p Gennep, ...
L163p Ottersum),
keerstuk:
kiǝrstø̜k (L269p Blerick),
kleef:
kleef (L291p Helden, ...
L426z Holtum,
Q019a Neerbeek),
langs de reen:
lɛŋs ˲dǝ rɛi̯.n (Q005p Zutendaal),
mestweg:
mestwē̜x (L271p Venlo),
męswiɛ.x (L419p Elen),
męswē̜x (L295p Baarlo, ...
L331p Swalmen),
paadje:
pø̜̄i̯kǝ (L314p Overpelt),
paardswei:
pē̜rtswē̜i̯ (L286p Hamont),
pad:
pat (K278p Lommel, ...
K353p Tessenderlo),
rabat:
ra`bat (P195p Gutschoven
[(tussen hofweg en perceel)]
),
rǝbat (P195p Gutschoven),
rauwe reen:
rōu̯ǝ rēn (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q116p Simpelveld),
reen:
re.n (Q163p Berg, ...
Q072p Beverst,
Q083p Bilzen,
Q071p Diepenbeek,
Q007p Eisden,
Q087p Gellik,
Q170p Grote-Spouwen,
Q174p Herderen,
Q077p Hoeselt,
Q157p Jesseren,
Q169p Membruggen,
Q155a Neerrepen,
Q161p Piringen,
Q168a Rijkhoven,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
Q162p Tongeren,
Q080p Vliermaal,
Q075p Vliermaalroot,
Q155p Werm),
reen (P051a Bolderberg),
rei̯ǝn (K278p Lommel),
rin (P175p Gingelom, ...
L413p Helchteren,
L414p Houthalen
[(van willekeurige breedte)]
,
Q001a Oud-Winterslag,
P056p Stokrooie,
Q001p Zonhoven),
rinj (Q001p Zonhoven),
riǝ.n (L355a Linde, ...
L355p Peer),
riǝn (P049p Donk, ...
L413p Helchteren,
L315p Kleine-Brogel
[(ongeveer 50 cm breed)]
,
P176p Sint-Truiden,
P044p Zelem),
ryǝn (K318p Berverlo),
rē (Q091p Veldwezelt),
rēn (Q121c Bleijerheide, ...
Q211p Bocholtz,
Q002c Bokrijk,
Q035p Brunssum,
Q003p Genk,
Q039p Hoensbroek
[(om op een ingesloten akker te kunnen komen)]
,
Q074p Kortessem,
Q204a Mechelen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q117a Waubach),
rēǝ.n (Q072p Beverst, ...
Q083p Bilzen
[(2-3 m breed)]
,
Q089p Martenslinde,
Q082p Munsterbilzen),
rēǝn (K278p Lommel
[(servituutweg)]
),
rē̜ ̝n (Q191p Cadier),
rē̜.n (Q188p Kanne),
rē̜i̯n (P222p Opheers),
rē̜n (Q085p Hoelbeek),
rē̜ǝn (Q086p Eigenbilzen),
ręi̯.n (L417p As
[(keerstrook)]
, ...
L359p Beek,
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L421p Dilsen,
L419p Elen,
L356p Grote-Brogel,
L366p Gruitrode,
L370p Kessenich,
L369p Kinrooi,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik,
L424p Meeswijk,
L364p Meeuwen,
L319p Molenbeersel,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel,
L420p Rotem
[(grens zo breed als de twee à drie laatste voren)]
,
Q162p Tongeren,
L361p Tongerlo,
L318b Tungelroy,
L365p Wijshagen,
Q168p ɛ'S-Herenelderen'),
ręi̯n (Q160p Bommershoven
[(zowel akker- als weidegrens)]
, ...
L426p Buchten,
Q153p Gors-Opleeuw,
Q079p Guigoven,
P188p Hoepertingen,
L426z Holtum,
P118b Kortenbos,
Q197p Noorbeek,
Q111q Ransdaal,
Q012p Rekem,
P189p Rijkel,
Q099q Rothem,
Q096d Smeermaas,
Q015p Stein,
L432p Susteren,
Q197a Terlinden,
Q013p Uikhoven,
P121p Ulbeek,
Q014p Urmond,
Q078p Wellen,
Q079a Wintershoven,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
ręi̯nǝ (L321p Neeritter),
ręi̯ǝ.n (L372p Maaseik),
rīn (P048p Halen, ...
P176p Sint-Truiden),
rīǝ.n (L282p Achel, ...
L286p Hamont,
L316p Kaulille,
L312p Neerpelt
[(40-50 cm breed)]
,
L314p Overpelt,
L313p Sint Huibrechts Lille
[(idem)]
),
rīǝn (L353p Eksel, ...
P175p Gingelom,
P118a Wijer),
rɛi̯.n (Q005p Zutendaal),
r˙iǝn (L352p Hechtel),
reenkant:
rēkānt (Q093p Rosmeer),
rēnkānt (Q020p Sittard),
rē̜nkānt (L282p Achel),
reenkeer:
reenkeer (Q086p Eigenbilzen),
reentje:
ręi̯.njkǝ (L361p Tongerlo),
ręi̯nkǝ (L359p Beek, ...
L356p Grote-Brogel),
reifel:
ręi̯.fǝl (L368p Neeroeteren),
ręi̯fǝl (L286p Hamont, ...
L289a Hushoven,
L316p Kaulille,
L289b Leuken,
L288a Ospel),
riem:
rim (L414p Houthalen, ...
P051p Lummen),
ryǝm (K316p Heppen),
rēi̯m (Q222p Vaals),
rēm (Q035p Brunssum, ...
Q098p Schimmert),
ręi̯m (L356p Grote-Brogel),
rīm (K361p Zolder),
riempje:
rimkǝ (K360p Heusden, ...
K359p Koersel
[(40 cm breed)]
,
P056p Stokrooie),
schaapsgroes:
šǭpsgrōs (L322p Haelen),
schaapswei:
šǭpswęi̯ (L332p Maasniel),
scheidelreen:
šęi̯gǝlręi̯.n (L416p Opglabbeek),
scheiding:
sxę ̞i̯eŋ (L209p Merselo),
scheidingsgrachtje:
scheidingsgrachtje (L416p Opglabbeek),
scheidweg:
sxęi̯twēx (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
scheilingreen:
šęi̯.leŋręi̯.n (L362p Opitter),
scheilingreentje:
šęi̯.leŋręi̯nkǝ (L363p Ellikom),
scheilingsreen:
šę.leŋsręi̯.n (L364p Meeuwen),
scheilingsreentje:
šęi̯.leŋsręi̯.nkǝ (L365p Wijshagen),
scheipand:
sxęi̯pānt (L314p Overpelt),
scheireen:
sxē̜.rin (L413p Helchteren),
sxē̜rin (L355a Linde),
sxē̜riǝn (L354p Wijchmaal),
scheiriem:
sxērim (L414p Houthalen
[(40 cm breed)]
),
sxērīm (L414p Houthalen),
sxē̜rim (L413p Helchteren),
sxɛ̄rīm (K358p Beringen),
schoor:
sxǫu̯ǝr (K278p Lommel),
šōr (L321p Neeritter),
šǫr (L324p Baexem, ...
L322p Haelen,
L322a Nunhem),
schuine reen:
šǫu̯nǝ rēn (Q113p Heerlen),
spatie:
spǭsi (Q003p Genk),
spoor:
spoor (P044p Zelem),
talud:
talud (L322a Nunhem, ...
Q099q Rothem,
Q097p Ulestraten),
tussenreen:
tøsǝnriǝn (L282p Achel),
uitweg:
ytwęx (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
ūtwęx (L250p Arcen),
vaart:
vāt (P049p Donk, ...
P056p Stokrooie),
vō ̞.t (P057p Kuringen),
vǭ.rt (Q086p Eigenbilzen),
vǭ.t (P058p Stevoort),
veldvaart:
vɛlt˲vāt (P050p Herk-de-Stad),
veldweg:
veldweg (L352p Hechtel, ...
L355a Linde),
voordeel:
vi̯ødǝl (Q074p Kortessem),
vi̯ō.l (P118p Kozen, ...
P177p Zepperen),
vi̯ǫ.l (Q002a Godschei, ...
Q002p Hasselt,
P055p Kermt,
P057p Kuringen
[(2-3 m breed)]
,
P052p Schulen,
P058p Stevoort,
P056p Stokrooie,
P118a Wijer,
Q073p Wimmertingen),
vi̯ǫl (P049p Donk, ...
P050p Herk-de-Stad),
vi̯ǫldǝr (K315p Oostham),
vi̯ǭ.l (P120p Alken, ...
P053p Berbroek,
P119p Sint-Lambrechts-Herk),
vyǝ.l (Q001p Zonhoven),
vyǝl (K318p Berverlo, ...
P048p Halen,
K314p Kwaadmechelen
[(tot 2 m breed)]
,
P046p Linkhout,
P045p Meldert,
K315p Oostham,
K357p Paal,
K353p Tessenderlo
[(verschillende afmetingen)]
),
vȳi̯ǝl (K314p Kwaadmechelen, ...
K353p Tessenderlo),
vø̄l (P107a Rummen),
vø̄rdǝl (Q015p Stein),
vø̄rǝl (L314p Overpelt),
vø̄ǝl (P044p Zelem),
vēǝ.l (P051a Bolderberg, ...
P056p Stokrooie),
vēǝl (K360p Heusden, ...
Q001p Zonhoven),
vęi̯ǝl (K359p Koersel, ...
K357p Paal),
vīǝl (P051p Lummen),
voordeeltje:
vi̯ø̜lkǝ (Q001p Zonhoven),
vi̯ǫ.lkǝ (Q071p Diepenbeek, ...
Q001p Zonhoven),
vīǝlkǝ (P051p Lummen),
vooreind van gras:
vø̜rē̜nt ˲van gras (L165p Heijen),
voorling:
voorling (P175p Gingelom, ...
L422p Lanklaar),
voorlingsweg:
vyǝrleŋswē̜x (Q113p Heerlen
[(weg waarop verschillende wendakkers uitkomen)]
),
vuile kant:
vø̜̄lǝ kānt (K278p Lommel),
wal:
wa.l (L295p Baarlo, ...
L290p Panningen),
wal (L322p Haelen, ...
L387p Posterholt),
weg:
wē̜.x (L324p Baexem),
weitje:
węi̯kǝ (Q198b Oost-Maarland),
welgracht:
welgracht (Q071p Diepenbeek),
zoom:
zó̜u̯.m (L364p Meeuwen, ...
L368p Neeroeteren
[(gebruikt om spurrie op te zaaien)]
),
zǭm (L295p Baarlo)
|
Een strookje niet bewerkte grond tussen twee akkers. Gezien het feit dat een akker vier zijden heeft, kan men in principe een onderscheid maken tussen de onbewerkte grond in de lengterichting van de akker en aan de kop van de akker. Indien de strook in de lengterichting van de akker alleen als grens dienst doet, is zij ongeveer een halve meter breed; dient zij ook als doorgang voor voertuigen, dan kan zij twee tot vier meter breed zijn (L 322, 369, 415, P 49, 57). De strook aan de kop van de akker wordt niet alleen gebruikt als keerstrook voor de ploeg (de zogenaamde wendakker), maar ook als weitje waar schapen (L 322) of koeien (L 360, P 119) kunnen grazen. Vaak ook is deze grond begroeid met struikgewas (L 419, Q 5, 72, 74, 75, 76, 79, 80, 83, 84, 85, 153, 154, 155a, 160, 168) of bomen (Q 169). Uit de opgaven blijkt echter vaak niet welk van de voornoemde grenzen bedoeld wordt. Daarom is in het lemma geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende grenzen; alleen als de zegslieden specifieke informatie met betrekking tot dit punt hebben vermeld, wordt dit per plaats opgenomen. Daarbij moet echter nooit uit het oog worden verloren, dat het hier gaat om een verouderd begrip. Naarmate de landbouw intensiever is geworden, zijn de oneconomische grensstroken, voor zover niet als toe- of doorgangsweg noodzakelijk, geheel verdwenen. [JG 1a, 1b, 1c, 2a-2, 2, 2b-4, 5, 2c; N 11, 7a; N 11, 7b; A 33, 11; A 33, 12, A33, 14a; A 33, 14b; monogr.; div.]
I-8
|