e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haarspit aambeeld: āmbēlt (Gennep, ... ), aardpal: ē̜rtpal (Grathem), amboss (du.): ambǫs (Rimburg), bol: bǫl (Godschei, ... ), b˙ǫl (Genk, ... ), bolle: bǫlǝ (Neer), bout: bǭlt (Lottum), bulle: bølǝ (Afferden, ... ), haar: hār (Bunde), hǭr (Halen, ... ), hǭǝr (Guigoven), haar(aan)vilt: hārvęlt (Meerssen), hārvęltj (Urmond), haarbol: (h)ārbǫǝl (Maaseik), (h)ārbǭl (Maasmechelen), (h)ārb˙ǫl (Dilsen), ãǝrbǫl (Hasselt), harbōl (Lontzen), harbǫl (Grevenbicht / Papenhoven), hãrbǫl (Borgloon, ... ), hãrbǭl (Smeermaas), hãrb˙ǫl (Neerharen), hā(ǝ)rbǫǝl (Bocholt), hā.rbǫ.l (Bocholt, ... ), hā.rb˙ǫl (Beek, ... ), hārbal (Val-Meer), hārból (Mechelen), hārbōl (Eynatten, ... ), hārbǫ.l (Berkelaar, ... ), hārbǫl (Amby, ... ), hārbǭl (Borgharen, ... ), hārb˙olj (Kinrooi), hārb˙ǫl (Bree, ... ), hōrbā.l (Herderen), hōrbǭ.l (Kanne, ... ), hōtbǫl (Diets-Heur), hōt˱b˙ǫl (Nerem), hǫ(u̯)ǝrbǫl (Diepenbeek), hǫrbǫl (Genoelselderen, ... ), hǫrb˙ǫl (Koninksem), hǫt˱bǫl (Lauw, ... ), hǭb˙ǫl (Millen), hǭrbal (Riemst, ... ), hǭrbā.l (Zichen-Zussen-Bolder), hǭrbǫ.l (Bommershoven, ... ), hǭrbǫl ('S-Herenelderen, ... ), hǭrbǫu̯l (Gelinden, ... ), hǭrbǭl (Engelmanshoven, ... ), hǭrb˙ǫl (Berg, ... ), hǭǝrbal (Hees, ... ), hǭǝrbǫ.l (Guigoven, ... ), hǭǝrbǫl (Boekhout, ... ), hǭǝrbǭ.l (Berlingen, ... ), hǭǝrb˙ǫl (Gors-Opleeuw, ... ), h˙ārbǫ.l (s-Gravenvoeren, ... ), ārboǝl (Maaseik), ārbǫ.l (Boorsem, ... ), ārbǫl (Boorsem, ... ), ārbǭ.l (Maasmechelen, ... ), ārb˙ǫl (Eisden, ... ), ǭrb˙ǫl (Bilzen), ǭǝrbǫl (Brustem), (mv)  hǭrbęl (Val-Meer), ārbø̜l (Urmond), haarbolle: hārbǫlǝ (Haelen, ... ), haarbout: hārbǫlt (America, ... ), hārbǫu̯t (Amby), hǭrbǫu̯t (Maastricht), haarbulle: harbø̜lǝ (Blitterswijck, ... ), hárbø̜lǝ (Leunen, ... ), hārbø̜ldǝ (Meerlo), hārbø̜lǝ (Blitterswijck, ... ), hǭrbø̜lǝ (Gennep, ... ), haargeschier: hārgǝsxīr (Eupen), haargetouw: (h)ǭǝrgǝtǫu̯ (Velm), hø̜rgǝtǫu̯ (Buvingen), hǭrgǝtő̜u̯ (Aalst, ... ), hǭrgǝtǫu̯ (Borlo, ... ), hǭǝrgǝtǫu̯ (Kerkom, ... ), ǭrgǝtő̄u̯ (Melveren), ǭrgǝtǫu̯ (Sint-Truiden), haargetuig: hau̯ǝrgǝtēi̯ǝx (Kozen, ... ), hārgǝtȳx (Wijlre), hārgǝtøi̯x (Beringen), hārgǝtīx (Opglabbeek), hǭrgǝtøi̯x (Heppen, ... ), hǭrgǝtø̜i̯x (Kortijs), hǭrgǝtęi̯.x (Bilzen), hǭǝrgǝtø̜̄x (Borlo, ... ), ārgǝtȳx (Vucht), ǭǝrgǝtø̜̄x (Gingelom), haarijzer: hārežǝr (Meijel), hārēi̯zǝr (Bree), hārīzdǝr (Eind, ... ), hārīzǝr (America, ... ), hęrīzǝr (Herten), hōręi̯zǝr (Mielen-boven-Aalst), hǭręzǝr (Borgloon), hǭǝręi̯zǝr (Zepperen), ø̜̄rīzǝr (Maasmechelen), (mv)  ārīzǝrǝ (Vucht), haarkijl: hārkil (Geleen), haarkop: hārkǫp (Montfort), haarkrui: hǭrkrȳi̯ (Achel, ... ), hǭrkrái̯ (Paal), haarkruier: hęrkrǭǝr (Tessenderlo), hǭrkrái̯ǝr (Paal), haarkruin: harkrø̜i̯n (Lommel), hãrkrø̜̄n (Meldert), hárkrø̄n (Kwaadmechelen, ... ), hárkrø̜̄ǝn (Kwaadmechelen), hārkrø̜̄(i̯)n (Beringen), hǭrkrø̜i̯n (Berverlo, ... ), hǭrkrø̜n (Halen), hǭǝrkrø̜̄n (Linkhout  [(jonger dan hǭǝrspęt)]  , ... ), haarpaal: hǭrpǭl (Vroenhoven), haarpin: hārpen (Eygelshoven, ... ), hǫǝrpen (Hamont), hǭrpen (Middelaar, ... ), hǭrpēn (Gronsveld), haarsel: hē̜rsǝl (Berkelaar, ... ), hē̜ršǝl (Herkenbosch, ... ), hęrsǝl (Sittard), haarspit: (h)ǭǝrspēt (Hasselt), hãrspēt (Boekt Heikant), hãrspēǝt (Zonhoven), hárspęt (Lommel), hā.rspē.t (Kaulille), hārspet (Montenaken, ... ), hārspøi̯t (Stevoort), hārspē.t (Beringen, ... ), hārspēt (Eksel, ... ), hāǝrspēt (Kuringen), hǫu̯ǝrspē(ǝ)ǝt (Kermt, ... ), hǭ.rspē.t (Lummen), hǭrspøi̯t (Alken  [(jonger dan hǭrbǫl)]  ), hǭrspø̄.t (Sint-Lambrechts-Herk  [(ouder dan hǭrbǫl)]  ), hǭrspø̄t (Herk-de-Stad), hǭrspø̜i̯t (Rummen), hǭrspē.t (Hechtel, ... ), hǭrspē.ǝt (Houthalen, ... ), hǭrspēt (Spalbeek, ... ), hǭrspęt (Halen, ... ), hǭrspī.ǝt (Zonhoven), hǭǝrspø̄.t (Wijer), hǭǝrspē.t (Berbroek, ... ), hǭǝrspē.ǝt (Schulen), hǭǝrspēt (Stevoort), hǭǝrspęt (Linkhout  [(ouder dan hǭǝrkr"n)]  ), haarspits: hārspets (Geysteren), haarsplit: hǭrsplei̯t (Herk-de-Stad), hǭrsplēt (Donk), haarstok: hārštǫk (Kerkrade), haartuig: hãrtøi̯x (Lommel), harebol: hǭrǝbǫl (Henis), hǭrǝbǭ.l (Hopmaal), harekruin: hārǝnkrø̜i̯n (Loksbergen), hǭrǝkrøi̯n (Halen), hǭrǝkrø̜̄n (Loksbergen), harepin: hǭrǝpęn (Hamont), ijzeren spie: īzǝrǝ spii̯ (Opglabbeek), kop: kǫp (Montenaken, ... ), krui: kry (Achel), kruin: krȳn (Grathem), krøi̯n (Achel, ... ), krø̜i̯n (Hoogeloon), krø̜ǝn (Lommel), ogen: ǫu̯gǝ (Obbicht), oren: ōrǝ (Gennep, ... ), platte haarbol: platǝ hārbǫl (Welten), slijppin: slīppen (Veldwezelt), spie: spęi̯ (Diepenbeek, ... ), spī (Beverst, ... ), spit: spet (Overpelt, ... ), spē.t (Achel, ... ), spēt (Herk-de-Stad), stek: stęk (As, ... ), stekje: stękskǝ (Opglabbeek), warsspie: wi̯a.sspęi̯ (Godschei), wetter: wętǝr (Wijchmaal) Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.] I-3