e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hengsel anse: hɛ̄s (Loksbergen), beugel: bø̄gǝl (Meijel), hengel: (h)ingel (Puth), (h)iŋəl (Kinrooi), (h)èngel (Puth), angel (Valkenburg), eengel (Rothem), engel (Opgrimbie, ... ), eŋǝl (Stokkem, ... ), eŋəl (Bree, ... ), eͅi̯ŋəl (Sint-Truiden), eͅŋəl (Hasselt), haŋəl (Bree), he.ŋəl (Altweert, ... ), heengel (Ulbeek, ... ), hei̯ŋəl (Hoepertingen), hemgel (Hasselt), hengel (Beringen, ... ), henggel (Baarlo), heŋǝl (Helden, ... ), heŋəl (Beringen, ... ), hēngel (Lontzen), hēŋəl (Ulbeek, ... ), hēͅŋəl (Beringen, ... ), he͂ŋəl (Heers), heͅŋəl (Beringen, ... ), he̝ͅŋəl (Overpelt), hikel (Kaulille), hin-gel (Blitterswijck), hingel (Afferden, ... ), hingnel (Nunhem), hiŋəl (Lozen, ... ), hīngel (Maastricht, ... ), hungel (Kessel), hyngel (Gronsveld), hèngel (Gronsveld, ... ), hìngel (Stevensweert), hē̜ŋǝl (Weert), hęjŋǝl (Jesseren), hęŋǝl (Diepenbeek, ... ), hɛngel (Rekem), hɛŋəl (Alken, ... ), ingel (As, ... ), iŋəl (Lanklaar, ... ), êngel (Susteren), ëngel (Grathem), ęjŋǝl (Sint-Truiden), ęŋǝl (Neeritter), ɛngel (Rekem), ɛngəl (Sint-Truiden), ɛŋəl (Bree, ... ), (m).  ingel (Obbicht), bij een emmer  hengel (Heers), Den hèngel vanˆ iemer: het hengsel van de emmer  hèngel (Zonhoven), Hèè pòk den hèngel möt de zwèngel: hij nam het hengsel mer de handgreep vast  hèngel (As, ... ), m  heͅŋəl (Diepenbeek), m.  eŋəl (Bocholt), ēŋəl (Hasselt), eͅŋəl (Hoeselt), heͅnəl (Mechelen-aan-de-Maas), heͅŋəl (Zichen-Zussen-Bolder), hingel (Gennep), hɛŋəl (Opheers), man. mv. h\'i]\\ls  hɛiŋəl (Borgloon), man. mv. ~s  hɛŋəl (Wellen), meervoud ~s  heŋəl (Zolder), mna.  heŋəl (Boekt/Heikant), nasaleringsteken hoort op de n  hin~gel (Heerlen), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  hèngel (Beverlo), vergelijk engel in duits  hengel (Heer), Verklw. hingelke D¯n hingel van de koffipot is gebroke Voor de bet. van vistuig, hengelroede zie vèsgeerd  hingel (Maastricht), ‘ moet eigenlijk ]+ nasaleringsteken zijn  heͅŋ̂əl (Genk), hengsel: eŋsəl (Hasselt), heingsel (Sint-Truiden), hengsel (Buchten, ... ), henksel (Buchten), heŋsǝl (Stramproy), heŋsəl (Hamont, ... ), he͂ͅŋsəl (Neerpelt, ... ), heͅŋsəl (Achel, ... ), hingsel (Amstenrade, ... ), hings’l (Asenray/Maalbroek), hĭngsel (Gulpen), huigsel (Bocholt), hèngsel (Baarlo, ... ), həŋsəl (Overpelt), hɛŋsəl (Beverlo, ... ), ingsel (Tungelroy), ęjŋsǝl (Sint-Truiden), ęŋsǝl (Stokkem), (i naar è)  hingsel (Reuver), De deur oet de hingsels huffe  hingsel (Maastricht), Verklw. hingselke  hingsel (Heerlen, ... ), oor: ō.r (Sittard) handvat, hengsel || handvat, hensel || hengel || hengsel [SGV (1914)], [ZND 43 (1943)] || hengsel (bv van een emmer) || hengsel van een emmer [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van een korf [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van emmer, eierkorf, etc || hengsel van emmer, ketel, etc || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] || hengsel, handgreep || hensel || Het grote handvat over de hele mand heen. Zie ook afb. 284. De wis waarmee een hengsel werd gevlochten werd in Stokkem (L 423) beugel (bø̄ǝgǝl) genoemd. [N 40, 72; monogr.] II-12, III-2-1