e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het vlees laten besterven aanstijven: aštīvǝ (Schinveld), afhalen: ǭfhǭlǝ (Riemst), afhangen: afhaŋǝn (Sint-Truiden), afkoelen: afkoelen (Beringen), āfkølǝn (Diepenbeek), āfkø̄.lǝ (Venlo), āfkø̄lǝ (Blerick, ... ), āfkēlǝ (Opglabbeek), afsterven: āfstø̜rǝvǝ (Blerick), āfstɛrvǝ (Blerick, ... ), āfstɛrǝvǝ (Blerick), āfštɛrvǝ (Eys, ... ), ǫfstɛrvǝ (Mal), ǭfštɛrvǝ (Eijsden), besterven: bǝstē̜rvǝ (Ottersum), buiten laten hangen: butǝ lǭtǝ haŋǝ (Sittard), hangen laten: haŋǝ lōǝtǝ (Nuth), haŋǝ lǭtǝ (Hoensbroek), koelen: kø̄lǝ (Herten, ... ), koud laten worden: kalt lǭtǝ wē̜rǝ (Boekend), kǫwt lōlǝ wē̜rǝ (Susteren), koud worden: kalt wērǝ (Horst), kǫwt wē̜rǝn (Hoensbroek), kǭt wē̜rǝ (Weert), kouden: kāwǝ (Mechelen), laten afkoelen: lowǝtǝ āfkølǝn (Neerpelt), laten afsterven: løtǝ ǭfstɛrvǝ (Tongeren), lǫsǝ āfštɛrvǝ (Terwinselen), lǫwǝtǝ ǭfstęrvǝ (Borgloon), lǭtǝ ǭfštɛrvǝ (Kerkrade), lǭtǝn āfštɛrvǝ (Oirsbeek), laten besterven: lǭtǝ bǝstęrvǝ (Opglabbeek), lǭtǝ bǝštɛrvǝ (Panningen), laten drogen: lwǭtǝ drø̄gǝ (Riksingen), løtǝ drɛ̄gǝ (Beverst), lǫwǝtǝ drø̜gǝ (Borgloon), lǭtǝ drø̄gǝ (Waasmont), lǭtǝn drygǝn (Mesch), laten druppen: lǫtǝ drøpǝ (Neerharen), laten hangen: luǝtǝ haŋǝ (Vliermaal), lōtǝ haŋǝ (Sint-Truiden), lǭtǝ haŋǝ (Gruitrode), laten opdrogen: lōtǝ ǫpdrȳgǝ (Maaseik), lōɛtǝn opdrøxǝn (Kotem), laten opstijven: luǝtǝ ǫpstęjvǝ (Zepperen), lōtǝ ūpstęvǝ (Sint-Truiden), lǫwǝtǝn opstɛjvǝ (Lommel), lǭtǝ opstē̜jvǝ (Helchteren), lǭtǝ ǫpstīvǝ (Rekem), laten uitdruppen: lǭtǝn ǫwtdrøpǝn (Kaulille), laten uitlopen: lǭtǝ utlǫwpǝ (Maasmechelen), laten uitsterven: laten uitsterven (Beringen, ... ), lǫwǝtǝn øtstɛrǝvǝ (Lommel), lǭtǝ ūtstɛrvǝ (Ell), laten verslaan: lǭtǝ vǝrslǭ (Meijel), op leer hangen: ǫp līr haŋǝ (Horst), opdrogen: opdrogen (Alken), opdrȳǝgǝ (Horst), ǫpdrȳ.gǝ (Blerick), ophangen: ophaŋǝ (Grazen, ... ), ophāŋǝ (Wellen), opstijven: opstijven (Alken, ... ), ǫpstajvǝ (Lummen), ǫpstęjvǝ (Herk-de-Stad), rusten: rø̜stǝ (Mal), stijf worden: st ̇īf wē̜re (Blerick), stęjf wǫrden (Waasmont), stijven: stęjvǝ (Kuringen), uitdrogen: ūtdrygǝ (Heugem), uitdruppen: odrøpǝ (Vliermaal), uitsterven: uitsterven (Diepenbeek), utstɛrvǝ (Veldwezelt), ūtstɛrvǝ (Maastricht, ... ), ūtštęrǝvǝ (Rothem), ǫwtstɛrǝvǝn (Maastricht), ǭtstęrvǝ (Kuringen), uitsterven laten: utštɛrvǝ lǭtǝ (Berg / Terblijt), ūtstɛrǝvǝ lǭtǝ (Weert), uitwasemen: utjwazǝmǝ (Meijel), versterven: vǝrstɛrvǝ (Boekend, ... ), vǝrstɛrvǝn (Leunen), vǝrštɛrvǝ (Beek, ... ), versterven laten: vǝrstɛrǝvǝ lǭtǝ (Weert) Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.] II-1