e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hinken al hinkent?re springen: sprenge al heenkenterre (Zepperen), dansen van de pijn: dānze van de pijn (Maastricht), fluiten van de pijn: fleutte van de pein (Heers), gankelen: gankələn (Mielen-boven-Aalst), hinkelen: he.ŋkələ (Eys), heenkele (Venray), henkele (Jeuk), hēnkelen (Born), hĕnkele (Geleen), hienkele (Eijsden), hinkele (Blerick, ... ), hinkelen (Gruitrode, ... ), hinkelle (Vlodrop), hinkelə (Oirsbeek), hinkulu (Brunssum), hinkələ (Brunssum, ... ), hènkelen (Stein), hônkele (Neeritter), inkele (Lutterade), Van een been op het andere springen.  henkele (Oirsbeek), hinken: (h)eŋkə (Mechelen-aan-de-Maas), (h)ēinkə (Sint-Truiden), ainken (Rotem), chēͅnkə (Genk), eingke (Eisden), enkə (Bilzen), ēͅjnkən (Boorsem), ēͅnkə (Mechelen-aan-de-Maas), ĕnke (Bilzen), ĕŋkə (Maaseik), eͅŋkə (Molenbeersel), h(tm)nkə van de pén (Mettekoven), hainke (Hasselt), hainken (Rijkhoven), he.ŋkə (Hasselt, ... ), he:ngkə (s-Herenelderen), he:nke (Amby), he:nkə (Maastricht), he`ŋken (Bree), heeigke (Alt-Hoeselt), heengke (Rosmeer), heenke (Afferden, ... ), heenken (Beverst, ... ), heenkte (Mheer), heenkə (Gennep), hein-kə (Grevenbicht/Papenhoven), heinke (Hoepertingen, ... ), heinken (Stein, ... ), henke (Sint-Truiden, ... ), henken (Jeuk, ... ), henkə (Lummen, ... ), heŋkə (Martenslinde, ... ), heŋkən (Opglabbeek), hēēnke (Horst, ... ), hēēnken (Henri-Chapelle), hēnken (Hamont), hēnkə (Lanaken), hēŋkə (Lanaken), hēͅŋkə (Zonhoven), hēͅŋkən (Diepenbeek), hĕinke (Sint-Lambrechts-Herk), hĕnken (Genk), heͅi.ŋkə (Borgloon), heͅnken op ein bein (Lanaken), heͅnkə (Borgloon, ... ), heͅŋ.kə (Rekem), heͅŋkən (Zonhoven), hi.nkə (Maastricht), hikke (Kunrade, ... ), hikkə (Heerlen), hinek (Venray), hing-ə (Lommel), hing-ən (Lommel), hingke (Sevenum, ... ), hingkə (Kermt), hink-en (Lommel), hinke (Arcen, ... ), hinken (As, ... ), hinken van pijën (Houthalen), hinkĕn (Oostham), hinkö (Stevensweert), hinkə (Epen, ... ), hinkən (Lommel), hiŋkə (Beringen, ... ), hiŋən (Tessenderlo), hīnke (Amby, ... ), huinke (Gelinden), hunke (Gennep), häŋkə (Zonhoven), hènke (Amby, ... ), hènken (Geleen, ... ), hènken van de pien (Neeroeteren), hèŋkə (Aalst-bij-St.-Truiden), hénke (Remersdaal), hénken (Lauw, ... ), hénkən (Urmond), hêjnkə (Vroenhoven), hênke (Hoeselt, ... ), hênken (Opoeteren, ... ), hìnke (Munstergeleen), hînke (Tienray), hɛ:nke (Voort), hɛjnkə (Hoepertingen), hɛnjken (Zonhoven), op en bien hinken (Houthalen), ènke (Lutterade), enke of euke: niet zo goed leesbaar  enke (Maaseik), janke van de pejn  inkə (Leopoldsburg), Kinderspel: hinkele.  hinke (Blerick), hinkepinken: Somtijds  hinkepinken (Linde), hompelen: hompelen (Schinnen), hoompele (Amby), hoompĕlĕ (Vroenhoven), hōmpələ (Lanaken), hòmpele (Thorn), hômpele (Venlo), (bij kreupel)  hômpele (Maasbree), hompen: hompə (Schimmert), Meest gebruikt  ampə (Bilzen), honkelen: honkele (Weert), hônkele (Tungelroy), huppelen: huppele (Bingelrade, ... ), huppelen (Welkenraedt), huppelə (Doenrade, ... ), janken: jenken (Gerdingen), jankeren: jienkeren (Hechtel), jinkeren vanne pien (Kleine-Brogel), knakken: knakke (Tungelroy), knikken: kniken (Overpelt), lam gaan: hè gi la-âm (Duras), manken: maainken (Sint-Truiden), manke (Sint-Truiden, ... ), manken (Beringen, ... ), mankə (Eisden, ... ), maŋkə (Borgloon), maənken (Hoepertingen), op een been dansen: op e bien daasen (Heusden), op een been sloffen: op een been sloeffen (Hoeselt), op een been springen: op ê bê"spre"gə (Zichen-Zussen-Bolder), op een poot springen: op eene poët springen (Kaulille), op een pootje springen: op ee peutsche sprenge (Zichen-Zussen-Bolder), op ze pietje spreinge (Opglabbeek), panken: pangke (Rutten), panken (Voort), pinkelen: pinkelen (Gingelom, ... ), schanken: spanke (Hasselt), schoppen: schoepen (Millen), schrakkelen: sjràggələ (Amstenrade), schrankelen: sjrankele (Niel-bij-As), spanken: spa.ŋkə (Wellen), spaiəuken (Ulbeek), spanke (Schulen, ... ), spanken (Herten, ... ), spaŋkə (Kortessem), spenke (Spalbeek), Wordt gezegd van iemand die lam gaat op één been.  spā-nke (Wellen), trappelen: trīēpele (Meeuwen), zich een weg banen: zigh ne wéég bāne (As) hinken [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || hinken, mank lopen || hinken, op een been springen [SGV (1914)] || Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] || Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] || Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)] || Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || mank lopen, hinken III-1-2