e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honingvat baar: bār (Peij), emmer: ɛmǝr (Wellerlooi), hol: hōl (Geistingen), honigvat: hø̜nex˲vat (Tessenderlo), honingbaar: huǝneŋbār (Heerlen), honingkroeg: hōneŋkrux (Millen), honingkuip: hōneŋkȳp (Asenray / Maalbroek), honingrijper: honingrijper (Maasmechelen), hōneŋręj.ǝpǝr (Diepenbeek), honingskuip: hǫǝnǝŋskūp (Montzen), honingston: hǫǝnǝŋston (Montzen), honingtank: hōneŋtɛŋk (Venlo), honington: honington (Asenray / Maalbroek), hōneŋton (Beek, ... ), honingvat: honingvat (Neer), hōneŋvāt (Beek, ... ), kroeg: krux (Alken, ... ), krōx (Houthalen), kuip: kȳp (Herkenbosch), kǫwp (Genk), pot: pot (Hasselt), (mv)  pøt (Stein), rijper: rīpǝr (Geistingen), ton: ton (Dilsen, ... ), vat: vat (Asenray / Maalbroek, ... ), vāt (Herkenbosch, ... ) Ton, kuip of vat voor het bevatten of kortstondig bewaren van de gezeefde honing. Wanneer de honing gezeefd is, mag hij niet meteen in potjes of bussen gedaan worden, omdat er nog zeer kleine onzuiverheden in zitten. Laat men de honing een paar dagen rijpen, dan komen deze ongerechtigheden bovendrijven en kan men ze als schuim verwijderen. De woordtypen rijper en honingrijper duiden op dit laten rijpen. Het woordtype honingtank duidt op een grootschalige, moderne verwerking van de gezeefde honing. [N 63, 128a; Ge 37, 178; monogr.] II-6