28685 |
honingvat |
baar:
bār (L381b Peij),
emmer:
ɛmǝr (L215a Wellerlooi),
hol:
hōl (L371a Geistingen),
honigvat:
hø̜nex˲vat (K353p Tessenderlo),
honingbaar:
huǝneŋbār (Q113p Heerlen),
honingkroeg:
hōneŋkrux (Q177p Millen),
honingkuip:
hōneŋkȳp (L333p Asenray / Maalbroek),
honingrijper:
honingrijper (Q009p Maasmechelen),
hōneŋręj.ǝpǝr (Q071p Diepenbeek),
honingskuip:
hǫǝnǝŋskūp (Q253p Montzen),
honingston:
hǫǝnǝŋston (Q253p Montzen),
honingtank:
hōneŋtɛŋk (L271p Venlo),
honington:
honington (L333p Asenray / Maalbroek),
hōneŋton (Q019p Beek, ...
L371a Geistingen),
honingvat:
honingvat (L294p Neer),
hōneŋvāt (Q019p Beek, ...
L428p Born,
L330p Herten,
L329p Roermond),
kroeg:
krux (P120p Alken, ...
Q071p Diepenbeek,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden),
krōx (L414p Houthalen),
kuip:
kȳp (L384p Herkenbosch),
kǫwp (Q003p Genk),
pot:
pot (Q002p Hasselt),
(mv)
pøt (Q015p Stein),
rijper:
rīpǝr (L371a Geistingen),
ton:
ton (L421p Dilsen, ...
L384p Herkenbosch,
K317a Kerkhoven,
L416p Opglabbeek,
L289p Weert,
L215a Wellerlooi),
vat:
vat (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q002p Hasselt),
vāt (L384p Herkenbosch, ...
L289p Weert)
|
Ton, kuip of vat voor het bevatten of kortstondig bewaren van de gezeefde honing. Wanneer de honing gezeefd is, mag hij niet meteen in potjes of bussen gedaan worden, omdat er nog zeer kleine onzuiverheden in zitten. Laat men de honing een paar dagen rijpen, dan komen deze ongerechtigheden bovendrijven en kan men ze als schuim verwijderen. De woordtypen rijper en honingrijper duiden op dit laten rijpen. Het woordtype honingtank duidt op een grootschalige, moderne verwerking van de gezeefde honing. [N 63, 128a; Ge 37, 178; monogr.]
II-6
|