28683 |
honingzeef |
honingzeef:
honingzeef (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
L381b Peij),
huǝneŋzēf (Q003p Genk, ...
Q113p Heerlen),
hōneŋzēf (Q019p Beek),
honingzij:
honeŋzēj (L210p Venray),
teems:
tims (P177p Zepperen),
tēms (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q002p Hasselt),
zeef:
dzɛf (Q177p Millen),
ze.ǝf (Q071p Diepenbeek),
zeef (Q009p Maasmechelen, ...
L294p Neer,
L416p Opglabbeek,
P177p Zepperen),
ziǝf (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
zēf (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L421p Dilsen,
L371a Geistingen,
L330p Herten,
L414p Houthalen,
L329p Roermond,
L374p Thorn,
L271p Venlo),
zęjǝf (Q071p Diepenbeek),
zę̄f (P107a Rummen),
zī.f (L289p Weert),
zift:
zeft (Q002p Hasselt, ...
L246p Horst,
L265p Meijel,
Q253p Montzen,
K353p Tessenderlo,
L215a Wellerlooi,
L244d Ysselsteyn),
zift (K317a Kerkhoven, ...
K278p Lommel),
zij:
zej (Q253p Montzen),
zi (L384p Herkenbosch),
zi-j (Q015p Stein),
zęj (L414p Houthalen),
zijg:
zę̄x (P120p Alken, ...
P176p Sint-Truiden)
|
Toestel gemaakt van metalen gaas waarmee de honing gezuiverd wordt van stukjes broed, wasdeeltjes en ander afval. Bij voorkeur gebruikt men een bolvormige of puntvormige zeef. [N 63, 127a; Ge 37, 176; monogr.]
II-6
|