e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hooimijt berm: bęrǝm (Arcen), bɛrǝm (Banholt, ... ), dikke mijt: dikǝ mē̜.t (Vliermaalroot), grote mijt: grutǝ mē̜.t (Godschei), heukel: hīǝ.kǝl (Neerglabbeek  [(zonder staak)]  ), hooiberg: [hooi]bɛrǝx (Herten, ... ), hooiberm: [hooi]bø̜̄rǝm (America), [hooi]bɛrǝm (Baexem, ... ), hooihoop: [hooi]huǝp (Broekhuizen), [hooi]hūp (Meijel), [hooi]hōp (Gennep, ... ), [hooi]hő̜u̯.p (Opoeteren), hooimijt: [hooi]mai̯.t ('S-Herenelderen, ... ), [hooi]mai̯t (Nerem), [hooi]mit (Baarlo, ... ), [hooi]mī.t (Achel, ... ), [hooi]mīt (Baexem, ... ), [hooi]mīǝt (Bocholt, ... ), [hooi]mȳ.t (Eksel), [hooi]mȳt (Kleine-Brogel  [(zelden)]  ), [hooi]mø̄.t (Zolder), [hooi]mø̄t (Tessenderlo), [hooi]mē.t (Martenslinde  [(zelden)]  ), [hooi]mēi̯.t (Rotem), [hooi]mēi̯t (Bree), [hooi]mē̜.t (Beringen, ... ), [hooi]mē̜i̯t (Beringen, ... ), [hooi]mē̜i̯ǝt (Diepenbeek), [hooi]mē̜t (Berverlo, ... ), [hooi]mē̜ǝ.t (Alken, ... ), [hooi]mē̜ǝt (Heppen, ... ), [hooi]męi̯.t (Genk, ... ), [hooi]męi̯t (Beverst, ... ), hoop: hau̯p (Valkenburg, ... ), hōp (Diepenbeek, ... ), mijt: metj (Meijel), mit (Baarlo, ... ), miǝt (Bree, ... ), mȳ.t (Eksel), mø̜̄t (Tessenderlo), māi̯t (Tongeren), mē.t (Grote-Spouwen, ... ), mēt (Val-Meer), mē̜.t (Godschei, ... ), mē̜i̯t (Beringen, ... ), mē̜i̯ǝt (Gingelom), mē̜t (Berverlo, ... ), mē̜ǝ.t (Alken, ... ), mē̜ǝt (Borgloon, ... ), męi̯.t (Bilzen, ... ), męi̯t (Herk-de-Stad, ... ), mī.t (Boorsem, ... ), mīt (Achel, ... ), mīǝt (Bocholt, ... ), mɛ̄t (Heppen), mijt hooi: mit [hooi] (Grevenbicht / Papenhoven), mē̜i̯t [hooi] (Peer), mīt [hooi] (Oost-Maarland, ... ), oogstmijt: au̯xstmīt (Echt) Het hooi wordt bij voorkeur op de hooizolder, die doorgaans boven de koestal en naast de schuur ligt, geborgen. Als er echter op de hooizolder of in de schuur onvoldoende plaats is voor de wintervoorraad, bergt men ook hooi in een hooimijt. Het is een zorgvuldig gestapelde ronde (of soms ook vierkante) hoop hooi, waarop soms een dak van stro wordt gelegd om het hooi tegen de regen te beschermen. Bij de modernere uitvoeringen van de hooimijt is dit dak verschuifbaar en hangt het aan een speciale constructie, ofwel aan één stevige paal in het midden van de mijt waaromheen het hooi in de rondte wordt opgestapeld, ofwel tussen een stellage van vier tot zes palen. Dit soort hooimijten worden wel "hooibergen" genoemd; zie achter in het lemma. De constructie van deze mijten wordt behandeld in de aflevering over het erf. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 126a; JG 1a, 1b; A 28, 14c; R 14, 23c; Wi 7; add. uit N 14, 126b; A 28, 14c; monogr.] I-3