30971 |
laarzebeen |
bottebeen:
bǫtǝbę̄n (Q083p Bilzen),
bovenstuk van laars:
bōvǝstø̜k van lārs (L267p Maasbree),
kist:
kest (Q071p Diepenbeek),
laarzeleest:
lārzǝlęjst (L293p Roggel),
leest:
leest (K278p Lommel),
lęjs (Q032p Schinnen),
lę̄s (Q121c Bleijerheide),
spanbeen:
spanbęjn (L267p Maasbree),
stevel:
štę̄vǝl (Q032p Schinnen),
stevelbeen:
števǝlbę̄ (Q121c Bleijerheide),
vorm:
fǫrǝm (Q253p Montzen)
|
De houten vorm, in de vorm van een been of voet, waarop laarzen en bottines uitgespannen worden. Zie afb. 33. [N 60, 68a; N 60, 69b]
II-10
|