28608 |
loopdoek |
bijdoek:
bi.jdōk (L289p Weert),
bidōk (L416p Opglabbeek),
bijendoek:
bejǝnduk (L215a Wellerlooi),
bi-jǝdōk (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek),
bęjǝndōk (Q003p Genk),
doek:
doek (Q002p Hasselt),
dōk (Q009p Maasmechelen, ...
Q253p Montzen),
korfdoek:
kǫrfdōk (L428p Born),
loopdoek:
loopdoek (P177p Zepperen),
loper:
lǫwpǝr (P177p Zepperen),
onderlegger:
ōndǝrleqǝr (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
zak:
zak (L384p Herkenbosch, ...
K317a Kerkhoven,
K353p Tessenderlo)
|
Het doek waarop men de zwerm strijkt, wanneer men hem niet onmiddellijk in de zwermkorf schudt. Men strijkt met een borstel, ganze-, reiger- of kippeveer of een houten spaan de bijen op het doek, alvorens men de korf erbovenop zet. [N 63, 85a; N 63, 85b; monogr.]
II-6
|