e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mes afgeslepen mes: āfgǝslē̜pǝ mɛs (Kaulille), afhuidmes: afhø̜jtmɛs (Meijel), afsteekmes: āfstēkmɛs (Leunen), aftrekmes: āftręjkmɛs (Maasmechelen), āftrɛkmɛts (Susteren), beenhouwersmes: bīnuǝrsmɛs (Sint-Truiden), beenmes: binmɛs (Lummen), bęjnmɛts (Herten, ... ), blokmes: blokmɛts (Gulpen), blǫkmɛts (Blerick, ... ), couteau-tje: Fr. couteau  kóotsjë (Tongeren), dabmes: dapmɛs (Tongeren), darmenmes: dɛrmǝmɛs (Kuringen), disséqueurmes: desǭkęjrmɛs (Sint-Truiden), dolk: dolk (Kaulille, ... ), dolx (Terwinselen), dǫlk (Blerick), dǫlǝk (Weert), dolkmes: dolkmɛs (Rotem), désosseur): dizɛrsø̄r (Mal), flankemes: flankǝmɛts (Oirsbeek, ... ), gebogen mes: gebogen mes (Eys), gǝbogǝ mɛts (Helden), gǝbōxǝ mɛs (Lommel), gǝbōǝgǝ mɛs (Lommel), giel: gil (Maaseik), groot mes: grūt mɛs (Rotem), kapmes: kapmes (Grazen), keelmes: kiǝlmɛs (Zepperen), kerfmes: kɛrfmɛts (Herten), klein steekmes: klęjn stęǝkmɛs (Borgloon), knikmes: knekmɛs (Leunen), knip: kniep (Heerlen), kolt: kolt (Waubach), koosjer mes: kǫwšǝr mɛts (Heerlen), koot: koot (Heerlen), kortmes: kǫrtmɛts (Herten), krabmes: krabmas (Mal), krabmɛs (Beringen, ... ), krapmɛs (Kaulille, ... ), krapmɛts (Neerharen), krebmɛs (Neerpelt), krommes: krompmɛs (Opitter), krompmɛts (Tegelen), kromɛs (Ottersum), kromɛts (Nuth, ... ), krōmpmɛts (Maastricht, ... ), krǫmpmɛts (Swalmen), kwartiermes: kǝtīrmɛs (Kuringen), mes: mai̯əs (Gutshoven), mes (Afferden, ... ), mēs (Heers, ... ), mēͅ.s (Neerpelt), mēͅ.əs (Borgloon), mēͅs (Arcen, ... ), mĕs (Gennep, ... ), me͂ͅs (Hamont), meͅi̯s (Borgloon, ... ), meͅi̯əs (Groot-Gelmen, ... ), meͅs (\'s-Herenelderen, ... ), meͅəs (Engelmanshoven, ... ), mès (Amby), mé.s (Zonhoven), mês (Lottum, ... ), møͅs (Mechelen-aan-de-Maas), mē̜jǝs (Zepperen), męjs (Diepenbeek), mɛs (Altweert, ... ), mɛts (Bleijerheide, ... ), mɛəs (Zepperen), mɛ̄s (Arcen, ... ), Verklw. meske  mes (Hasselt), mes met kromme punt: mes met kromme punt (Bilzen, ... ), mes met ronde punt: mes met ronde punt (Eijsden), mɛs mǝt rondǝ pønt (Kaulille), mes met scherpe punt: męs męt sxęrpǝ pønt (Oud-Waterschei), mets: mest (Buchten), mets (Baarlo, ... ), mets∂ (Asenray/Maalbroek), mēts (Rothem), mĕts (Beegden, ... ), meͅts (Lanaken, ... ), mèts (Schinveld), møͅts (Mechelen-aan-de-Maas), mɛ.ts (\'s-Gravenvoeren, ... ), mɛts (Bleijerheide, ... ), e boet mets  mets (Roermond), Verklw. metske  mets (Heerlen, ... ), moekmes: mukmɛs (Helchteren), nikmes: nekmɛts (Berg / Terblijt), nikmɛts (Kerkrade), nīkmɛts (Mechelen), ontbeenmes: ontbɛǝnmɛs (Kaulille), pelmes: pɛlmɛs (Lommel), picot: pikǫ (Hasselt), ponjaard: punjār (Diepenbeek), priem: prēm (Hoensbroek), prīm (Berverlo, ... ), puntmes: puntmes (Alken, ... ), pøntjmɛts (Swalmen), pøntmɛs (Berverlo, ... ), pøntmɛts (Hoensbroek), pø̜ntmɛs (Beringen, ... ), pēntmɛs (Veldwezelt), recht mes: rɛxt mɛs (Tungelroy), xt mɛts (Eijsden, ... ), rond mes: rond mes (Alken), rontj mɛs (Tungelroy), rontjmɛts (Swalmen), rǫnt mɛs (Sint-Truiden), ronde boog: ronǝ bǭwǝx (Wellen), schaarsmes: sxārsmɛs (Helchteren), sxāsmęs (Waasmont), schalpmes: sxalpmɛs (Helchteren), scheermes: sx.ē̜rmets (Venlo), sxermɛs (Kuringen), sxø̄rmɛs (Helchteren), sxērmɛs (Blerick, ... ), sxērmɛts (Hoensbroek), sxē̜rmɛts (Blerick, ... ), sxęrmɛs (Ottersum), šērmɛts (Heerlen, ... ), šē̜rmɛs (Gruitrode, ... ), šē̜rmɛts (Berg / Terblijt, ... ), šęjrmɛts (Mesch), šɛrmɛts (Heythuysen), scherp mesje: sxɛrp mɛtskǝ (Horst), scherpmes: sxēpmɛs (Berverlo), šɛrpmɛts (Hoensbroek, ... ), schopje: sxøpkǝ (Ottersum), schoudmes: sxāmɛs (Helchteren, ... ), šawmɛts (Veldwezelt), schrabmes: schrabmes (Alken, ... ), sxrabmɛs (Beringen, ... ), šrabmęjs (Diepenbeek), šrabmɛs (Diepenbeek), šrabmɛts (Eys, ... ), schrapmes: schrapmes (Alken), skrapmęs (Waasmont), sxrapmɛjǝs (Wellen), sxrapmɛs (Linkhout, ... ), sxrapmɛz (Grazen), šrapmęts (Rothem), šrapmɛs (Heesveld-Eik, ... ), šrapmɛts (Buchten, ... ), šrāpmɛs (Beverst), schurpmesje: sxūrpmɛskǝ (Kaulille), sikkel: sekǝl (Rekem), slachtbijl: slaxbēl (Riemst), slachtermes: slaxtęrmɛs (Kotem), slaxtǝrmɛs (Kotem), slachtersmes: slachtersmes (Neerpelt, ... ), slaxtǝrsmɛs (Borgloon), slɛxtǝrsmɛs (Tungelroy), slɛxtǝrsmɛts (Neeritter), šlɛxtǝrsmɛts (Buchten), šlɛxtǝrsmɛtz (Terwinselen), slachtigmes: šlaxtexmɛts (Terwinselen), slachtmes: slaxmɛs (Beverst, ... ), slaxmɛts (Boekend, ... ), slaxtmɛs (Gruitrode, ... ), slaxtmɛts (Hoensbroek, ... ), slaɛxmɛs (Zepperen), slāxmɛs (Maasmechelen), šlaxmęts (Rothem), šlaxmɛs (Maasmechelen), šlaxmɛts (Buchten, ... ), šlǭxtmɛts (Panningen), slipmes: slepmɛs (Hasselt, ... ), sløpmɛs (Weert), slø̄pmɛs (Sint-Truiden), slępmɛs (Herk-de-Stad, ... ), šlepmɛts (Horn), šløpmɛts (Panningen), slitsmes: šlitsmɛts (Kerkrade), snijmes: snejmɛs (Ottersum, ... ), snijmes (Alken, ... ), snimɛs (Gruitrode), snimɛts (Neeritter), snējmɛjǝs (Wellen), snējǝmē̜jǝs (Wellen), snē̜jmɛs (Zepperen), snē̜mɛs (Sint-Truiden), snī-jmɛs (Opglabbeek), snīǝmɛts (Hoensbroek), snɛjmɛs (Lommel), snɛ̄jmɛ̄s (Riemst), šnimɛts (Hoensbroek), šnīmɛts (Heythuysen, ... ), spitsmes: spetsmɛs (Hoensbroek, ... ), spętsmɛs (Lommel), špetsmɛs (Tegelen), špetsmɛts (Mechelen, ... ), splitsmesje: špletsmętskǝ (Rothem), steekmes: st ̇ē̜̜kmɛts (Neeritter, ... ), steekmes (Diepenbeek), stejęjkmęjs (Diepenbeek), steǝkmɛs (Zepperen), stiǝkmɛs (Zepperen), stējękmɛs (Helchteren), stēkmɛs (Beringen, ... ), stēkmɛts (Buchten, ... ), stēǝkmɛs (Grazen, ... ), stē̜kmɛs (Gruitrode, ... ), stē̜kmɛts (Blerick, ... ), stē̜ǝkmɛs (Opglabbeek), stęjkmɛs (Waasmont), stęjkmɛts (Hoensbroek), stęjǝkmɛs (Meijel), stęǝkmɛs (Borgloon), stīkmɛs (Rotem), stīkmɛts (Maaseik), stɛjǝkmɛjǝs (Wellen), stɛkmɛs (Mal), stɛ̄kmęjs (Neerpelt), stɛ̄kmɛs (Lommel, ... ), štēkmɛts (Buchten, ... ), štēǝkmɛts (Gulpen, ... ), štē̜kmɛts (Berg / Terblijt, ... ), štē̜ǝkmɛts (Eijsden, ... ), štęjkmɛts (Hoensbroek), štęjxmɛts (Kerkrade), štękmɛts (Hoensbroek), štęǝkmɛts (Gulpen), steekmesje: štēkmɛtskǝ (Susteren), steker: stęjkǝr (Waasmont), stroopmes: stryǝpmɛs (Nieuwerkerken, ... ), stropersmes: strø̜̄jpǝrsmɛts (Neerharen), stukkermes: støkǝrmɛts (Smeermaas), štø̜kǝrmɛts (Mechelen, ... ), tipmes: tepmęjz (Diepenbeek), tepmɛs (Sint-Truiden), tepmɛ̄s (Neerpelt), tīpmɛs (Grazen), topmes: tøpmɛs (Sint-Truiden, ... ), uitbeender: ø̄wǝtbęjndǝr (Wellen), ūtbęjndǝr (Rothem), uitbeenmes: utbiǝnmɛs (Neerpelt), utbęjnmɛts (Blerick, ... ), uǝtbēnmɛts (Eys), ȳtbęǝnmɛs (Opitter), ø̜tbīnmɛs (Beringen), ūtbejnmɛts (Beek, ... ), ǫwtbēnmɛs (Bilzen), ǭtbenmɛs (Helchteren), ǭtbīnmɛs (Helchteren), uitbener: utbēnǝr (Gulpen), ytbēnǝr (Kerkrade), ūtbēnǝr (Gulpen), ūtbīǝnǝr (Horst), uithaalmes: ythālmɛs (Leunen), uitknookmes: ūtknø̄kmɛts (Mechelen), uitslachter: ūtšlaxtǝr (Heerlen), uitslachtmes: utslaxmɛts (Blerick), ytslaxtmɛs (Leunen), ū.tšlǭxtmɛts (Panningen), ūtslaxmɛts (Blerick), ūtšlaxmɛts (Heerlen), uitsnijmes: ytsnejmɛs (Ottersum), uitsteekmes: u.štēkmɛts (Panningen), vellemes: vellemes (Diepenbeek), velmes: vęlmɛs (Herk-de-Stad), vɛlmɛs (Neerpelt, ... ), vɛlmɛts (Helden, ... ), vilder: veldǝr (Gulpen, ... ), velǝr (Helchteren), vildersmes: veldǝrsmēs (Neerpelt), vilmes: velmes (Alken, ... ), velmęjs (Diepenbeek), velmęs (Waasmont), velmɛs (Beringen, ... ), velmɛts (Berg / Terblijt, ... ), vīlmɛs (Opitter), vilmesje: vɛ̄lmɛskǝ (Neerpelt), vleesmes: vlēsmɛs (Herten), vlęjsmɛts (Helden, ... ), vlīsmęjs (Diepenbeek), zwaardmes: zwǭrtmɛs (Lummen) In dit lemma zijn 17 vragen uit vragenlijst 28 samengesmolten die vroegen naar bepaalde soorten messen. Omdat bleek dat in die 17 lemmata een grote overeenkomst bestond wat betreft de voorkomende woordtypen, leek samensmelting van die zeventien vragen lexicografisch een verantwoorde zaak. Uit het woordmateriaal blijkt dat de benamingen van de messen bepaald niet vastliggen. Men geeft een mes vaak niet een benaming die verband houdt met de vorm maar men benoemt het vooral onder invloed van de handeling die men ermee verricht. En omdat een slachter met één mes verschillende handelingen verricht, kan eenzelfde soort mes toch door diezelfde slachter verschillend genoemd worden. De gebruiksmogelijkheid domineert bij de naamgeving van het object boven de vorm ervan. Zo zou men kunnen concluderen aan de hand van de voorkomende varianten. Daarom is ter verduidelijking van dit lemma differentiatie naar gebruiksmogelijkheid noodzakelijk. Hieronder worden de verschillende gebruiksmogelijkheden (soms ook de vorm) van de messen opgesomd zoals die in de 17 vragen naar voren komen. Achter elk woordtype wordt met één of meer hoofdletters a, b, c enzovoorts, tussen ronde haken geplaatst. verwezen naar onderstaande lijst. Wanneer een woordtype meerdere functies in zich heeft dan één, dan is de functie niet voor iedere variant en per plaats apart aangeduid. Het feit dat een woordtype meerdere functies kent, wil dus niet zeggen dat iedere opgave binnen dat woordtype al die vooraf genoemde functies heeft, maar wil wel zeggen dat alle opgaven tezamen binnen zo''n woordtype die genoemde functies vertegenwoordigen. Hieronder volgt de lijst van gebruiksmogelijkheden: a) het mes met de kromme punt waarmee men het slachtvee doodt (N 28, 10a). b) het aan beide zijden scherp geslagen mes waarmee men het slachtvee doodt (N 28, 10b). c) het mes waarmee men de geweekte haren en opperhuid van het varken verwijdert (N 28, 28b). d) het mes waarmee men de laatste haren van het varkenslijf verwijdert (N 28, 33a). e) het mes met de spitse punt waarmee men de runderhuid doorsnijdt (N 28, 41). f) het mes waarmee men de runderhorens verwijdert (N 28, 43). g) het mes waarmee men de runderkop verwijdert (N 28, 45). h) het mes waarmee men de runderhoeven verwijdert (N 28, 47). i) het mes waarmee men de runderpoten verwijdert (N 28, 49). j) het mes waarmee men de huid losmaakt van het runderlijf (N 28, 52). k) het mes waarmee men de buik doorsnijdt (N 28, 57). l) het mes waarmee men de ingewanden uit de buik lossnijdt (N 28, 60). m) het mes met de spitse punt waarmee men de varkensoren verwijdert (N 28, 70a). n) het ronde mes waarmee men de varkensoren verwijdert (N 28, 70b). o) het mes waarmee men het slachtvee klooft (N 28, 90). p) het mes waarmee men het vlees (van varken of rund) in (grote) stukken snijdt (bij het begin van de verwerking na het versterven) (N 28, 99). q) het mes waarmee men de ribben in stukken deelt (N 28, 105). De woordtypen zijn niet naar de gebruiksmogelijkheden geordend, maar worden alfabetisch gerangschikt. Zie afb. 11' [N 28. 10a; N 28, 10b; N 28, 28b; N 28, 33a; N 28, 41; N 28, 43; N 28, 45; N 28m 47; N 28, 49; N 28, 52; N 28. 57; N 28, 60; N 28. 70a: N 28. 70b; N 28, 90; N 28, 99; N 28, 105; monogr.] || mes [N 20 (zj)], [SGV (1914)], [ZND 32 (1939)] II-1, III-2-1