22895 |
met een zelfgemaakte tol spelen |
dop jagen:
dopjögen (Q171p Vlijtingen),
dopje spelen:
dəpkə spjɛilə (Q087p Gellik),
doppen:
dobbe (P220p Mechelen-Bovelingen),
dobben (P185p Engelmanshoven),
doppe (P190p Gotem, ...
Q085p Hoelbeek),
doppen (L317p Bocholt, ...
Q085p Hoelbeek,
P188p Hoepertingen,
K278p Lommel,
Q093p Rosmeer,
Q166p Vechmaal,
Q164a Widooie),
doͅpə (Q156p Borgloon, ...
K314p Kwaadmechelen,
Q080p Vliermaal),
draaien:
draaien (Q075p Vliermaalroot),
houwdoppen:
houdoppen (P118a Wijer),
kokkerellen:
koekerelle (Q002p Hasselt),
koekerellen met een bobijnke (K316p Heppen),
koekkerellen (Q090p Mopertingen),
kokerellen (Q013p Uikhoven),
kokkerelle (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
kokkerellen (P056p Stokrooie),
kokkernollen:
koekernolle (Q157a Overrepen),
konkerellen:
koengkrellen (P117p Nieuwerkerken),
koenkerelle (P177p Zepperen),
konkerellen (P118p Kozen, ...
P119p Sint-Lambrechts-Herk),
koͅŋkərɛlə (Q003p Genk),
konkernellen:
konkernellen (K357p Paal),
konkernollen:
koenkernollen (Q078p Wellen),
met het dopje spelen:
met het depke spelen (Q170p Grote-Spouwen),
popperellen:
poeperellen (L421p Dilsen),
poppernellen:
pupərnɛlə (L416p Opglabbeek),
zukenspringer?:
[sic]
met de zy(3)̄kə:spreŋər spelen (L369p Kinrooi)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|