20142 |
omslagluier |
doek:
dĭĕk (Q003p Genk),
dŭŭk (Q160p Bommershoven, ...
Q080p Vliermaal),
déúk (Q095p Maastricht),
doeken:
doeken (K315p Oostham),
dŏĕkkə (P047p Loksbergen, ...
P176p Sint-Truiden),
dŭŭkkə (P048p Halen),
huik:
was vroeger de buitenste; cf. WNT s.v. "huik"(lange mantel zonder mouwen?)
huuk (L209p Merselo),
luiers:
luiers (Q001p Zonhoven),
lummelen?:
lummələn (Q083p Bilzen),
vees:
vieëš (Q118a Terwinselen),
cf. Schuermans en WNT
vīyš (Q116p Simpelveld),
vies:
ves (Q158p Riksingen),
vodden:
vodden (L353p Eksel),
windel:
wénnəl (L416p Opglabbeek),
windels:
wendels (L353p Eksel),
windəls (L313p Sint-Huibrechts-Lille)
|
Hoe noemt men de doeken, waarin de zuigelingen gewikkeld worden ? Hebben de binnenste een andere naam dan de buitenste ? [DC 04 (1936)] || luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|