23076 |
overige kegeltermen |
een chapeau houwen:
Sub chapeau (Fr.), (2).
ne sjápoo hoo(ë)n (Q001p Zonhoven),
een gaffel houwen:
Bijna enige manier om alle kegels omver te werpen.
`n gaffel, gáffel hoo(ë)n (Q001p Zonhoven),
een vork houwen:
Sub vork1, (2).
`n vö.rrek hoo(ë)n (Q001p Zonhoven),
fioorwerpen:
fiejoerwerpe (Q121p Kerkrade),
hondsrij:
De hónsrei gòje; vgl. et vé.reken óót de kuu gòje: alleen de middenste kegel werpen.
hónsrei (K361p Zolder),
kandel:
kandel (Q121p Kerkrade),
klats:
1. Klap.
klats (Q101p Valkenburg),
knobelen:
knobele (Q101p Valkenburg),
loper:
1. Loper (draver; hardloper; loopvarken: jong varken van 3 à 5 m. oud; schaakterm: raadsheer).
luuper (K361p Zolder),
meden (mv.):
De mee. hémme (werpen).
mee. (K361p Zolder),
mise (fr.)?:
mies (Q193p Gronsveld),
opzetten:
opzètte (Q003p Genk),
poort:
B.v. Linkse, rechtse poort.
pōərt (L424p Meeswijk),
pump:
pu.mp (Q001p Zonhoven),
rondsrib:
Hië hoodn de hónsrup.
hónsrup (Q001p Zonhoven),
scheren:
sjère (Q193p Gronsveld),
uitkegelen:
óó.tkee.gele (K361p Zolder),
zaad houden:
Sub zaad, (1).
zòòët haa.ge (Q001p Zonhoven)
|
(Kegelen) De 3 achter elkaar staande kegels van de middenrij. || (Kegelspel) 3 van de 9 kegels omverwerpen, nl. de voorste en de 2 middelste aan de achterkant (wordt beschouwd als een zeldzame worp). || (Kegelspel) Een gaffel gooien, d.i. de voorste kegel en een kegel ernaast halvelings (binnenwaarts) raken. || (Kegelspel) Een vork gooien. || *Hondsrib: (Kegelspel) Enkel de voorste, middelste en achterste (samen drie kegels) omverwerpen (spel met 9 kegels). || *Pump: (In het kegelspel) Linker en rechter buitenste kegel. || 1. (Kegelterm): alle ballen rondom de koning omverwerpen terwijl deze zelf blijft staan: n unicum. || 1. Kegels recht zetten. || 1. Vastgesteld gedeelte van een partij kaart, kegelen, prijsschieten. || 2. Goot langs de kegelbaan. || 2. Kegelspel waarbij bepaalde kegels omgegooid moeten worden. || 2. Kegelterm. || 2. Ongeldige worp bij het kegelspel. || [IV]. (Kegelen) Medehoekkegels: de 2 van de tweede rij, de 2 uitersten van de derde. || Poort: 2. (Kegelspel) de plaats links en rechts van de drie middelste kegels. || Spelen op de kegeltafel. || Verkegelen, (een voorwerp) tot inzet van een kegelpartij maken. || Zaad houden, d.i. bij het kegelspel: overeenkomst tussen de persoon die voorlopig de meeste kegels heeft gegooid en de (meestal) laatste werper; indien één van beiden het spel (of de geldpot) wint, zal de winnaar de inzet betalen van de ander bij het volg
III-3-2
|