e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannenkoek appelenkoek: appelekook (Bree), bloemkoek: bloomkook (Genk), bloem  bloemkoek (Hechtel), bloem/tarwe  blômkôk (Kermt), bloemkoek  bloomkook (Lanklaar), blōmkōk (Opglabbeek), van tarwebloem gebakken  bloomkook (Neeroeteren), cichoreikoek: chicoreikoek (Tessenderlo), cichoreikoek (Wimmertingen), met bladeren van paardebloem  chekreikok (Koersel), eierenkoek: aarekoek (Koersel, ... ), arekoek (Tessenderlo), eierekoek (Kaulille), eierekook (Bree, ... ), eiërekook (Neeroeteren), eierkoek  eierekook (Bree), eijərəkōk (Opglabbeek), pannekoek van eieren  eierekoek (Kaulille), flensje: flensje (Heerlen), flenskes (Roermond, ... ), flɛnskə (Tongeren), Eigen syst. Kleine soort pannenkoek.  flenske (Heerlen), Klein  flenskes (Maasbracht), Syst. Frings  flɛnskə (Beringen, ... ), Syst. IPA  fle̝ͅnskə (Paal), Syst. WBD Kleine dunne  flenskes (Venlo), fruitkoek: fruitkoek  frøͅi̯tkok (Dilsen), koek: ko.k (Vroenhoven), koek (Achel, ... ), kok (Koersel), kook (Baarlo, ... ), kouk (Sittard), koək (Overpelt), kōēk (Middelaar, ... ), kōk (Hoeselt, ... ), kuk (Ketsingen, ... ), kūk (Gennep, ... ), (m.).  kok (Helchteren), beslag van boekweit  kook (Opoeteren), bloem en melk  kok (Diepenbeek), bógk@ssekook, körsekook, spekkook, krîntekook  kook (Altweert, ... ), e keukske bakken  kook (Mechelen-aan-de-Maas), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  kook (Berg-aan-de-Maas), men kende: spekkoek, appelkoek, krentenkoek, rozijnenkoek, uienkoek, boekweitkoek, kersenkoek, pruimenkoek, bosbessenkoek  kūk (Blitterswijck, ... ), mv.: {k‰k}.  kōk (Opglabbeek), Nieuwe [spelling]  kook (Reuver), Syst. Eijkman  kūk (Gennep), Syst. Eykman  kōk (America), Syst. Frings  kōk (Bocholt, ... ), kuk (Hamont, ... ), Syst. Frings (?)  kōu̯k (Kinrooi), Syst. Frings M.  kok (Peer), Syst. Frings mnl.  kōk (Bree, ... ), Syst. Veldeke  kook (Tegelen), Syst. WBD  koo.k (Herten (bij Roermond)), koo:k (Panningen), kook (Baarlo, ... ), kouk (Limbricht), kōēk (Meijel, ... ), kòk (Tegelen), Syst. WBD Niet vermeld is de beroemde kaaje kook van Remuunj, maar die kun je tenslotte niet eten.  koo:k (Maasniel), Syst. WBD verkl. kuukske  kōēk (Oirlo), Wie baas is, bákt ko‰k, már t hoeft genne goeje te zien: Wat iemand van gezag doet, hoeft nog niet goed te zijn Wie goeje ko‰k bekt, dörft n ejke te braeke: wie goed werk wil leveren, moet ook wel eens risico nemen  koēk (Castenray, ... ), koekenbak: simpele eierkoek  kukəbak (Genk), Syst. Frings  kukəbak (Halen, ... ), Syst. IPA  kukəbak (Paal), koekje: keukske (Gronsveld), Syst. WBD  keukske (Boukoul), krentkoek: krentkoek (Kwaadmechelen), kruidkoek: kraudkoek (Tongeren), kuk: Syst. Frings  kuk (Achel), meelkoek: meelkoek (Hoeselt), ommeletje: ömmeletje (Tongeren), pannenkoek: pannekaok (Mechelen), pannekeuk (Nieuwenhagen, ... ), pannekoch (Bleijerheide), pannekoek (Achel, ... ), pannekoēk (Castenray, ... ), pannekog (Kerkrade), pannekok (Koersel), pannekoo.k (Puth, ... ), pannekook (Belfeld, ... ), pannekouk (Sittard), pannekuk (Genk), pannekòk (Zonhoven, ... ), pannekók (Berbroek), pannenkoek (Genk), pannəkōk (Hoeselt), pannəkuk (Paal), panəkok (Bree, ... ), panəkōk (Maaseik, ... ), panəkoͅk (Zonhoven), panəkuk (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), pánəkok (Houthalen), pánəkuk (Ketsingen), #NAME?  pannekook (Susteren), (m.). mv.: {~k”k}.  panəkōk (Lanklaar, ... ), algemeen  pannekook (Hoeselt), Eigen phonetische  pannəkook (Valkenburg), Eigen syst.  pannekook (Heerlen), gereedgemaakt met eieren  pannekoek (Heusden), gewoon  panəkok (Dilsen), Groot  pannekook (Maasbracht), hetzelfde als eierkoek  pannekoek (Montenaken), koek met bloem gebakken  pannekoek (Koersel), Korte -uu- klank.  pannekuuk (Eksel), mv. pannekik  ne pannekoek (Bilzen), Mv. pannekuik  pannekouk (Sittard), nu gebr.  panəkōək (Wellen), schj=ch van chocolade  pannekook (Heerlerheide), Syst. Frings  panəkok (Koersel), panəkōk (Gelieren/Bret, ... ), panəkuk (Beringen, ... ), panəkūk (Gingelom), pánəkuk (Melveren), Syst. Frings Mv. —k”k  panəkōk (Mechelen-aan-de-Maas), Syst. Veldeke  pannekoch (Bocholtz), pannekook (Kinrooi, ... ), Syst. WBD  pannekook (Baexem, ... ), pannekor (Kerkrade), pannekouk (Limbricht), Syst. WBD Enkelvoud: kook  pannekeu‧k (Tegelen), van bloem of roggemeel  pannekoek (Lommel), verklw. pan\\ke.ksk\\  panəku.k (Meeuwen), Verklw. pannekuchs-je  pan’nekóch (Bleijerheide, ... ), vervaardigd met bloem en melk  pannekoek (Guigoven), vooral eieren  pannekoek (Neerpelt), rijstkoek: met rijst in  rīskōk (Eisden), schaarkoekje: sjer’kukske (Tegelen), sxarkykskə (Blitterswijck, ... ), smoutbeugel: als er olie (smout) in gebruikt wordt  smautbiegel (Opitter), smoutekoek: smoâtekook (Tungelroy), smoutkoek: smautkook (As, ... ), smaûtkook (As), smātkoek (Wintershoven), boekweitkoek gebakken in smout  smautkook (Reppel), gebakken met smout  smaatkoek (Hechtel), in de koekepan gebakken met raapolie  sjmautkouk (Sittard), in smout gebakken  smooitkoek (Hechtel), met olie  smoutkok (Peer), met smout gebakken  smautkook (Neeroeteren), smoutkoek  smawtkook (Bree), struif: struif (Lommel), Syst. Grootaers  strøͅi̯f (Lommel), Syst. WBD  struif (Urmond), van bloem of roggemeel  struif (Lommel), struifje: sjtrüfke (Heerlen), Eigen syst. Kleine soort pannenkoek.  sjtrüfke (Heerlen), suikerijkoek: bloem, gist, ei melk + gesneden cichoreistruiken  soͅəkərēͅkoͅək (Alken), tarwekoek: van tarwebloem  teͅrvəkok (Diepenbeek) (panne)koek || in "smoât"(raapolie) gebakken pannekoek || pannekoek || pannekoek van meel, krenten en eieren || pannekoek vervaardigd met kruiden, vooral de paardebloem || Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] || pannekoekje van de resten van het deeg, nog bij elkaar geschard || pannekoekje van e resten van het deeg, nog bij elkaar geschard || pannenkoek [ZND 40 (1942)] || pannenkoek, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || pannenkoek, koek || pannenkoekje || pannenkoekje van de laatste resten van het beslag || Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)] III-2-3