e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastinaak bitter wortelen: bätter woͅttəls (Sint-Truiden), bitterpeen: bitterpeeë (Leopoldsburg), bitterpeëen (Lummen), bitterpeël (Lummen), bitterpoten: bettərputə (Paal), bonenkruidje: bonekruudje (Roermond), moren: WLD  moare (Thorn), paardspoten: pjaatspoe(w)et (Sint-Truiden), palmboompje: palmbeumke (Mielen-boven-Aalst), pasnakelsmoren: pesnakelsmoaren (Ophoven), pasnaken: besnaken (Heusden, ... ), besnāke (Zolder), pasnaak (Zolder), pasnoͅ:kən (Zonhoven), pasnôkə (Bommershoven), pesnaak (Bocholt), psnaken (Hechtel), pasnakenpoten: besnake poet (Helchteren, ... ), besnake poette (Houthalen), besnake poot (Wijchmaal), pastenaai: bastenaj (Montzen), ba͂stena͂je (Montzen), pastenaakjes: bastenaokes (Borgloon), pastenaakjesmoren: pastənākəsmūr (Molenbeersel), pastenakel: pastenakel (Roermond, ... ), pastenakelen: pastena(e)kel (Neerharen), pastenakelpoten: pastenakle-pooten (Opoeteren), pastenakels: pastenakels (Eisden, ... ), pastenakelsmoor: NCDN  póstönáákölsmōēr (Stevensweert), pastenaken: bastenaak (Sint-Lambrechts-Herk), bastenaken (Bocholt, ... ), bastenôke (Rosmeer), pastānākə (Neerpelt), pastenaaek (Neerharen), pastenaak (Blerick, ... ), pastenaek (Heerlen), pastenaeke (Zepperen), pastenake (Beringen, ... ), pastenaken (Buvingen, ... ), pastenakes (Achel), pastenakə (Zepperen), pastenaoke (Beverst, ... ), pastenā.k (Bree), pastenoaken (Mielen-boven-Aalst), pastenouken (Rijkhoven), pastenōͅkə (Genk), pastenâ-ke (Wellen), pastenəkə (Aalst-bij-St.-Truiden), pastĕnakĕn (Diepenbeek), pastënaakë (Lanklaar), pastənaak (Dilsen), pastənaakə (Kermt), pastənakə (Veulen), pastənākə (Hamont, ... ), pastənākən (Herk-de-Stad, ... ), pastənoͅ:kə (Sint-Truiden), pastənoͅkə (Gelinden), pastənâĕkə (Zepperen), pastənø͂ͅkə (Martenslinde), pestenoëke (Velm), peͅstənōͅkə (Sint-Truiden), posenake(n) (Lommel), pàstənak (Riksingen), pàstənā.k (Hasselt), pəstənākən (Peer), pəstənoakə (Sint-Truiden), pɛstəno(a)kə (Gutshoven), + WLD  pastenaak (Klimmen), Bree Wb.  pastēnaak (Bree), eigen spellingsysteem  pastenaak (Merkelbeek), Endepols  pastenaak (Maastricht, ... ), LDB  pastenake (Roermond), pastenake = witte peen  pastenaak (Maastricht), Veldeke  pastenaak (Echt/Gebroek), WBD/WLD  bàstənāāk (Opglabbeek), pastenaak (As, ... ), pastənaak (Urmond), pàstənààk (Susteren), WLD  pastenaak (Tungelroy), pàstenáák (Itteren), pâstenāāk (Schimmert), ± WLD  pastenaek (Weert), pastenakenpoten: bastenake poewt (Opglabbeek), bastenake pwote (Eksel), bastenakepoe(i̯)t (Overpelt), bastenakepoot (Overpelt), bastəna:kəpuət(ə) (Hasselt), bastənākə pūət(ə) (Peer), pastenakepoete (Kuringen), pastenakepoëte (As), pastenakə poetə (Kuringen), pastenāke pūte (Neeroeteren), pastenāke pūten (Peer), pastənakə pōētən (Peer), pasənoͅəpuətn (Tessenderlo), pa͂stənākə pūətə (Hasselt), ook: ZND 15, vr. 16  pastena-e-powet (Lommel), pastenakenpoters: pastenakenpoeters (Eksel), pastenakenwortelen: pastenaokewottel (Lanaken), pastenakers: pastenakers (Bree), pastenei: bastənēͅ (Membach), bastəneͅ (Eupen), pasternaakjes: pasternaakes (Mheer), pasternakel: pasternaakle (s-Gravenvoeren), pasternakel (Stein), pasternäokel (Gronsveld), pastərnu̯akəl (Moelingen), ideosyncr.  pasternäokel (Gronsveld), WLD  pasternakel (Gulpen, ... ), pàsternààkel (Montfort), pasternakelen: pastərnakələ (Hombourg), pasternakenpoten: pasternakepoeten (Eksel), pastinakels: pastínakels (Ittervoort), eigen fon. aanduidingen  pastinakels (Ell), WLD  pastinaakels (Thorn), pastinaken: bastinaak (Gruitrode), bastināke (Waltwilder), bastinoken (Hoeselt), pastinaak (Lanaken, ... ), pastinake (Amby), pastinaoke (Bilzen), pastinākə (Hamont), pastinōͅke (Martenslinde), pastino͂ͅkə (Kortessem), pastinâk (Mettekoven), aa = + ou  pastinaak (Jeuk, ... ), plant: pastinaca sativa  pastienaa.k (Hasselt), WBD/WLD  pastinaok (Caberg), WLD  pastinaak (Born), pastinakenpoten: pastinake poeten (Bocholt), paterboompje: paturbömke (Venray), pattem: pattem (Stokkem), peen: pee-en (Beringen), pinksbloem: pinsblŭm (Zonhoven), pinksterbloem: pinksterblom (Paal), pinksternaakjes: pinksternaakes (Hoeselt), pinksternakes (Molenbeersel), pootbloem: poeetbloem (Beringen), puimen: puimen (Lanaken), reuben: reup (Vucht), schorseneien: schorsenejien (Sint-Truiden), veldpoten: veldpoei̯ten (Neerpelt), veldpôêt (Wijchmaal), vette poten: vettə pôêətə (Donk (bij Herk-de-Stad)), witte moren: weͅtə mūr (Eupen, ... ), witte peen: witte peen (Kwaadmechelen), wittə pēĕn (Leopoldsburg), witte peers: witte peërs (Leopoldsburg), witte poten: wettə pūətə (Hasselt), wettə pøͅi̯t (Ulbeek), witte poewt (Halen), wittə poetə (Sint-Truiden), witte wortelen: wettə woͅttələ (Vlijtingen), weͅtə woͅ.rtələ (Maastricht) De pastinaak, de vlezige wortel van de plant met dezelfde naam, die een aromatische smaak heeft (pastenaak, pannenakkerstrung). [N 82 (1981)] || pastenaak || pastinaak [ZND 05 (1924)] || pastinaak, witte peen || pastinak I-7