e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pezerik bullepees: bulle pèès (Mheer), bullepees (Born, ... ), bullpees (Maastricht), bulləpees (Gennep), böllepees (Maastricht, ... ), bölləpīēs (Venlo), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  bullepees (Meerlo), cravache (fr.): cravache (Leopoldsburg), durenpezel: deurepiezel (Maastricht), deurəpiezəl (Maastricht), deurəpīēzəl (Maastricht), duurə-piezel (Doenrade), dörepĭĕzel (Klimmen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  deurəpĭĕzəl (Maastricht), Opm. v.d. invuller: deur = stier; piezel = spier, streng.  deurepiezel (Maastricht), karwats: karwajts (Maastricht), karwats (Wijlre), karwatsj (Maastricht, ... ), kerwatjs (Maasniel), kerwats (Ell, ... ), kərwàts (Loksbergen), kərwàtsj (Susteren), Opm. v.d. invuller: klotssuur = klop krijgen.  karwats (Jeuk), kloten: klutǝn (Sint-Truiden), kluǝtǝ (Berg / Terblijt), pees: paes (Blerick), pees (Eksel, ... ), péis (Diepenbeek), péés (As), pēs (Leopoldsburg), pęjs (Sint-Truiden), peesderik: pēsdǝrek (Ell), peits (<du.): WNT: peits, Van hd. peitsche, zweep, dat van slavischen oorsprong is. Het woord is blijkbaar uit het Hd. overgenomen en komt b.v. in Brab., Limburg en elders in de volkstaal vor en is ook in Z.-Afrika gewoon. Verwantschap met mnl. peetse, pees, is minder waarschijnlijk.  peits (Sevenum, ... ), pietsj (Kerkrade), pijtsj (Vlodrop), pezel: piesəl (Montfort), piezəl (Maastricht, ... ), pēzǝl (Maasmechelen), pezerik: peezerik (Oirsbeek), peezərik (Montfort, ... ), pesǝrek (Kuringen), pezerik (Bree, ... ), pezurik (Brunssum), pezǝrek (Meijel), pĕĕzərik (Heel), pieëzerik (Waubach), pisǝrek (Kuringen), pizǝrek (Beringen, ... ), piǝzǝrek (Genk, ... ), pīēzerik (Merkelbeek), pézerik (Meijel), pîêzərik (Heerlen), pēsǝrek (Leopoldsburg, ... ), pēzęrik (Rotem), pēzǝrek (Blitterswijck, ... ), pēzǝrik (Maaseik), pēzǝręk (Opitter), pēzǝrǝk (Blerick, ... ), pē̜zǝrek (Herten, ... ), pęjzǝrɛk (Herk-de-Stad), pęzǝrek (Roggel), pęzǝrik (Neerpelt), pęzǝręk (Neerharen), pī-jǝzǝrek (Helchteren), pī.zǝrǝk (Panningen, ... ), pī.ǝzǝrek (Zonhoven), pīzǝrik (Alken, ... ), pīzǝrǝk (Beverst, ... ), pɛzǝrik (Kaulille), pɛ̄zǝręk (Lommel), Opm. v.d. invuller: is de urineleider. Wordt gebruikt om er zagen mee te smeren; zagesmèèrder.  pazerik (Tienray), Opm. v.d. invuller: om houtzaag in te smeren tijdens gebruik.  peezerik (Herten (bij Roermond)), pie: (Mal, ... ), piezel: pisǝl (Gulpen, ... ), pizǝl (Bleijerheide, ... ), pižǝl (Riemst), pī.zǝl (Waubach), pīzǝl (Mechelen), piezeling: pīzǝleŋ (Bilzen), pin: pin (Mal, ... ), pink: piŋk (Tongeren), pisbuis: piǝsbajs (Borgloon), pissel: pesǝl (Kerkrade), poens: puns (Tongeren), prik: piŋk (Alken, ... ), prek (Zepperen), pummel: pø̜mǝl (Riemst), sloek: šluk (Heugem), smik: (v.).  šme.k (Eys), varkenspiezel: vɛrkǝnspizǝl (Bleijerheide), wezerik: wēzǝrek (As), zaad: zǭt (Waasmont), zaadstreng: zōtstrɛŋ (Sint-Truiden), zagensmeerder: zāgǝsmē̜rdǝr (Blitterswijck, ... ), zagenwetter: zagenwetter (Castenray, ... ), zwaardze: zwǭts (Bilzen), zwezerik: zwēzǝrek (Leopoldsburg) De uitgesneden roede of zaadstreng van een mannelijk varken na het slachten. Veelal gebruikt men deze zaadstreng om er de zaag of schaaf mee in te smeren. Ook werkschoenen vet men ermee in. ''s Winters wordt hij als voer aan de vogels, vooral de mezen, gegeven, soms ook met de bedoeling om de vogels te vangen. [N 28, 71; N 28, 72; monogr.] || De uitgesneden roede van het varken die gebruikt wordt om het zaagblad te smeren, bijvoorbeeld wanneer door nat hout gezaagd moet worden. Zie ook afb. 28. [N 50, 39b; N 53, 27; monogr.] || harde, gedroogde, holle spier of pektouw of touw met knopen als strafwerktuig [looiepees, pezerik, bullepees] [N 90 (1982)] II-1, II-12, III-3-1