30727 |
plakken |
collen:
kǫlǝ (Q083p Bilzen),
het voeding kleven:
ǝt vōdǝx klę̄vǝ (Q253p Montzen),
kleven:
klē̜vǝ (Q203p Gulpen, ...
L163p Ottersum),
klęǝvǝ (Q113p Heerlen),
lijmen:
līmǝ (L293p Roggel),
pikken:
pekǝ (L328p Heel, ...
L267p Maasbree,
Q117a Waubach),
plakken:
plakǝ (P219p Jeuk),
plekken:
plɛkǝ (Q083p Bilzen, ...
L426p Buchten,
Q071p Diepenbeek,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L414p Houthalen,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
L265p Meijel,
Q032p Schinnen,
K353p Tessenderlo),
plekketig zijn:
plɛkǝtex ˲ziǝn (Q111p Klimmen),
vastplekken:
vastplɛkǝn (L421p Dilsen),
vāstplɛkǝ (L163a Milsbeek),
voeren:
vø̄rǝ (L267p Maasbree)
|
Gezegd van een verflaag die nog niet zover gedroogd is dat stof er niet meer aan blijft plakken. [N 67, 74b] || Het vastkleven van de voering en het leer aan het stuk waaraan men het later zal vaststikken. "Het plakken geschiedt door een vrouwelijk arbeider te huis of op de werkplaats. Voering en leer worden zorgvuldig tezamen genomen en met stijfsel, lijm en of zeep vastgekleefd aan het stuk, waaraan het later zal worden vastgestikt." (Directie, pag. 298). [N 60, 49]
II-10, II-9
|