e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pokdalig brobbels: brŏĕbəls (Loksbergen), brubele (Loksbergen), butjes: butkens (Kerkhoven), de pokken hebben: de pokke hubbe gehadj (Neer), de pokken hemmen (Achel), gebrobbeld: gebroebbeld (Bilzen), gebróebbelt (Borgloon), gepokkeld: gepokkeld (Boorsem), [vgl. lm. pokdalig]  gepukkeld (Sevenum, ... ), gepokt: gepok (Vliermaal), gepokt (Houthalen, ... ), gepoktj (Neer), gepókt (Bree), gepôkdj (Ell), gepökt (Bree), g’pokt (Kaulille), gepòkden düvvel  gepòkt (Eksel), geschonden gezicht: gesjônje gezich (Maaseik), littekens: lidteken van de pokke (Eys), lidtikkers (Eksel), met plekken: met plèk (Weert), mottig: moottig (Heel), mottich (Amby), mottig (Bilzen, ... ), mottig gezich (Schimmert), mottig-e (Blerick), mottige (Boekend), mōttig (Blerick, ... ), mòòtig (Posterholt), móttich (Reuver, ... ), móttig (Maasniel), môottich (Swalmen), môttig (Herten (bij Roermond), ... ), [vgl. lm. pokdalig]  mottig (Baarlo, ... ), pikgezicht: pikgezicht (Lauw), pokdalig: pokdaleg (Kinrooi), pokdalich (Wijnandsrade), pokdalig (Jeuk, ... ), pokdoalig (Eigenbilzen), pokdolig (Eigenbilzen), pòëkdaalig (Bocholt), pokkelig: pokkelig (Alken, ... ), pokkəlich (Grevenbicht/Papenhoven), pŏŏkelig (Thorn), pukkelig (Doenrade), pôokkəlich (Kelpen), pokkelkuiltjes hebben: pokkelkuulkes hubbe (Gulpen), pokken: pokken (Genk, ... ), pokkengezicht: pokke-gezicht (Oirlo), pokkegezich (Hoeselt, ... ), pokkejesisj (Vaals), pôkke-gezicht (Schimmert), pokkenluik: [pokken (mv. <pok) + luiker (mv. <luik)]  poekelaoker (Oirsbeek), pokkenpuk: pokkepuk (Kinrooi), pokkenvel: pokkevel (Maaseik), pòkkevel (Maaseik), pokkerig: paokörich (Stevensweert), pokkerig (Lommel), pôkkerig (Nunhem), pokketig: poͅ.kətech (Ingber), pókkətəch (Epen), pôkketig (Geleen), pokkig: pokkiech (Simpelveld), pokkig (Hoepertingen, ... ), poklokkerig: poklokkerig (Mheer), ruwe huid: roͅu hū.t (Eys), schandeleerd: schanjuleut (Brunssum), vel vol kuilen van de windpokken: Wordt omschreven.  ə vɛ̄l vōl kulə van də wēntpokə (Montzen), verpokkeld: verpukkeld (Sevenum), verpùkkelt (Sevenum), verschandeleerd: versjandeleerd (Noorbeek, ... ), verschandeneerd: vərsjangəneert (Kapel-in-t-Zand), vol littekens: vol lèttikkes (Hechtel) pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)] || pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig, pokkelig). [N 107 (2001)] || puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2