e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
priem been: bēn (Opglabbeek), bennenpin: bɛnǝpen (Ottersum), boortje: bø̜̜̄̄rkǝ (Maastricht), els: ē̜ls (Herten), ęls (Venlo), ɛls (Geulle, ... ), else: e.lsǝ (Zolder), ø.lsǝ (Zolder), kleefmes: klēfmɛts (Uikhoven), kniep: knip (Meijel), paaltje: pølkǝ (Genk), pęlkǝ (Bilzen), pik: pek (Echt, ... ), pin: pen (Helden, ... ), pēn (s-Gravenvoeren), pinnetje: penkǝ (Eisden, ... ), poinçon: pwɛ̄sõ̜ (Bilzen), priem: friǝm (Bleijerheide, ... ), prim (Diepenbeek, ... ), prēm (Blerick, ... ), pręjm (Sittard), prīm (Bilzen, ... ), prīǝm (Tessenderlo), priempje: pri-jmkǝ (As), prēmkǝ (Venlo), prīmkǝ (Bilzen), punt: pynt (Tongeren), rijgpinnetje: rīxpenǝkǝ (Meijel), ruffelpriem: røfǝlprēm (Lutterade), spits: spets (Bilzen), spitspunt: spetspønt (Venlo), špetspønt (Tegelen), špetspøntj (Heel, ... ), steekpriem: štē̜kprīm (Posterholt), steekpunt: steekpunt (Dilsen), stē̜kpynt (Tongeren), stikkentrekker: stikǝntrękǝr (Diepenbeek), trochelijzer: trǭxǝlizǝr (Ransdaal), troggelpinnetje: trǭgǝlpenǝkǝ (Eijsden), verpinder: vǝrpendǝr (Tessenderlo), vits: fets (Stokkem), vogelenpik: vōgǝlǝpek (Zolder), zuil: zyl (Montzen), zȳl (Herten, ... ), žyl (Weert), zuiltje: zøjlkǝ (Dilsen) Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.] || Priem voor het maken van gaatjes in artikelen die volgens het gietprocedé zijn vervaardigd. [monogr.] || Puntig werktuig dat bij het vlechten gebruikt wordt om openingen in het vlechtwerk te maken, zodat de opstaande wissen makkelijker in de bodem ingestoken kunnen worden. Zie ook afb. 273. [N 40, 49; monogr.] || Spits stalen werktuig met een houten handvat dat dient om gaatjes in het hout te steken op plaatsen waar een spijker of schroef moet worden bevestigd. Zie ook afb. 93. De priem wordt door de klompenmaker gebruikt om er koppelgaatjes mee te maken in de zijkant van klompen. Zie ook het lemma ɛkoppelgaatjeɛ in de paragraaf over de vaktaal van de klompenmaker.' [N 53, 183b; N 97, 110a; A 32, 2; monogr.] II-12, II-7, II-8