19606 |
roerzeef |
passe-vite:
pas(se)fiet (L245a Castenray, ...
L245a Castenray,
L211p Leunen,
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L210p Venray,
L244a Veulen,
L244a Veulen),
pasevit (P046p Linkhout),
pasfit (K314p Kwaadmechelen, ...
K278p Lommel),
pasvet (Q188p Kanne),
pasviet (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
Q193p Gronsveld,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
pasvit (Q077p Hoeselt),
pasəvit (Q247p Sint-Martens-Voeren),
pas˃vit (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L289h Boshoven,
L360p Bree,
L288c Eind,
L286p Hamont,
Q002p Hasselt,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L364p Meeuwen,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
pašəvit (L318b Tungelroy),
pazjeviet (L369p Kinrooi),
pazvet (L424p Meeswijk),
pazviet (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
pazəvit (Q003p Genk),
pásfiet (Q001p Zonhoven),
pás˃vet (P176p Sint-Truiden),
Belg.-Fr. passe-vite
pasviét (Q002p Hasselt),
D؉.ët (d)e sóp ¯ns dooëre pásviet: Draai de soep eens door de roerzeef
pásviet (Q001p Zonhoven),
Fr. passe-vite (merkbenaming)
pàsvit (Q162p Tongeren),
om iets door te draaien
passeviet (Q032a Puth),
passette:
pasɛ̝t (Q188p Kanne),
v.
pasētə (Q002p Hasselt),
soepenzijtje:
om soep te zeven
soppezeike (Q198p Eijsden),
soepzeef:
soep-zeef (Q035p Brunssum),
soepzeef (L330p Herten (bij Roermond)),
soͅpzēf (L422p Lanklaar, ...
L371p Ophoven),
soͅpzɛif (Q156p Borgloon),
soͅpzɛi̯f (Q078p Wellen),
zij:
zai̯ (K357p Paal),
zei̯ (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
zēͅ (K358p Beringen, ...
Q002p Hasselt),
zeͅi̯ (K318p Beverlo, ...
Q074p Kortessem,
L312p Neerpelt),
zii̯ (L422p Lanklaar),
zɛi̯ (L353p Eksel, ...
L414p Houthalen,
L314p Overpelt),
zijbaar:
zei̯bar (Q012p Rekem),
\'n passe-vite
zeibaor (Q198p Eijsden),
zijg:
zāi̯x (L369p Kinrooi),
zēx (P197p Heers),
zeͅi̯x (P196p Veulen),
zɛ̄x (P176p Sint-Truiden),
vr. voor soep bv. {hØ\\t\\ stump\\r}
zāi̯x (Q156p Borgloon)
|
een roerzeef of een doordrukzeef (met schroef) in de keuken || moderne passette: de houten pletter wordt hier door een uitneembare draaivleugel vervangen || passevite || persende zeef || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pureestamper of knijper || roerzeef || roerzeef, passe-vite (fr.) || soepzeef || vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)] || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || zeefje, waarin men met een houten pletter aardappelen of groenten fijn plet || zift voor soep of groenten (fr. passoire) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|