e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rukken bet schokjes trekken: be schikskes trekke (Sint-Truiden), bet schokken trekken: be schokke trekke (Sint-Truiden), doortrekken: dortrəkən (Overpelt), eventjes trekken: efkes trekke (Venray), eweg trekken: e weg trekke (Vorsen), met schokjes trekken: nie mai schokskes trekken (Neerpelt), met schokken trekken: met schokken trekken (Kaulille), rijten: rieten (Kaulille, ... ), rīēte (Maastricht), rīēten (Stein), rîêten (Maaseik), roffelen: roefele (Jeuk, ... ), roeffele (Jeuk), roefələ (Rijkel), rufələ (Gutshoven), roffen: ro-fen (Houthalen), roefe (Bilzen, ... ), roefen (Diepenbeek, ... ), roeffa (Koninksem), roeffe (Hasselt, ... ), roeffen (Lommel, ... ), roffe (Gruitrode, ... ), roffen (Bocholt, ... ), roffə (Mopertingen), rofə (Overpelt, ... ), rooeffe (Wellen), rooffen (Bree, ... ), rouffe (Wilderen), rŏfə (Opglabbeek, ... ), ruffen (Diepenbeek, ... ), rufn (Diepenbeek), rufə (Herk-de-Stad), rufən (Guigoven), ruəfə (Alken, ... ), ryfə (Lanklaar), ró:ffe (Maastricht), rôffen (Peer), rôəfən (Velm), roppen: roepe (Wijlre), roeppe (Eys), rukken: nie rukken (Neerpelt), rekken (Hasselt), rēͅkə (Bree), roekken (Waltwilder), rukken (Achel, ... ), rökke (Blerick, ... ), røkən (Hamont), røukken (Bocholt), rùkke (Kesseleik), rükən (Neerpelt), rutschen (du.): rotsə (Opgrimbie), rutsen (Mechelen-aan-de-Maas), rótse (Amby), schokken: schokke (Neeroeteren), schokken (Kaulille, ... ), sjoken (Lanaken), sjokke (Maaseik), tjokke (Mechelen-aan-de-Maas), zjoeken (Hasselt, ... ), snokken: sno:kken (Genk), snokken (Helchteren), snokkən (Dilsen), snoͅkə (Neerpelt), snukken (Hamont), snutten: snutte (Blerick), stoten: sjtoote (Vlodrop), stuiken: sjtŏĕkə (Epen), sjtó:kke (Maastricht), trekken: (trekken) (Bilzen), trekke (Neeroeteren, ... ), trekken (Hechtel, ... ), treͅkə (Neerpelt), trikken (Meeuwen), trèkke (Hasselt, ... ), trèkken (Hamont), trøkə (Dilsen), trəkkən (Genk) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] || Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] || Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)] III-1-2