30105 |
schoorsteenstoel |
aanvang:
āvaŋk (Q121c Bleijerheide),
aanzet:
ānzęt (Q013p Uikhoven),
lijf:
līf (Q100p Houthem, ...
Q194p Rijckholt,
Q101p Valkenburg),
onderschouw:
ǫŋǝršǫw (Q028p Jabeek),
roetzak:
rōt˲zak (Q019p Beek, ...
Q111p Klimmen,
Q097p Ulestraten),
schoorsteenstoel:
sxōrstęjnstōl (L289b Leuken, ...
L289p Weert),
schouwstoel:
šǫwstōl (L321p Neeritter),
spiegel:
spīgǝl (P176p Sint-Truiden),
stoel:
stōl (Q095p Maastricht),
voet:
vōt (Q113p Heerlen),
voorspiegel:
vø̄rspīgǝl (Q162p Tongeren)
|
Het ongeveer één meter hoge, onderste gedeelte van een schoorsteen waarvoor de haard of kachel geplaatst wordt. Men onderscheidt al naar gelang de bouwwijze onder meer de Engelse stoel en de Franse stoel. Bij de Franse stoel is de voorzijde van de stoel met behulp van een éénsteensmuurtje dichtgemetseld. De nisbuis is in horizontale richting in de voorwand van de stoel, ook wel spiegel genoemd, aangebracht. In een Franse stoel is het noodzakelijk een roetzak te maken. Onder een roetzak verstaat men een ruimte aan de voet van de schoorsteen die met behulp van een luikje bereikbaar is om het neervallende roet uit de schoorsteen te kunnen verwijderen. De Engelse stoel is aan de voorzijde geheel open en wordt van boven bij het rookkanaal dichtgemaakt met een gewapend betonplaatje, waarin de nisbuis in verticale richting geplaatst wordt. De pijp van kachel of haard wordt van onderen in de nisbuis gestoken. Om het neervallende roet uit de schoorsteen op te vangen is aan deze pijp naar onderen een verlengstuk gemaakt dat met behulp van een deksel kan worden afgesloten. [N 32, 26a; monogr.]
II-9
|